Recessief
Erfelijkheid waarbij de eigenschappen pas worden overgeërfd als beide allelen dezelfde informatie bevatten. Dit betekent dus dat overerving zowel van vader als moeder moet komen
In de genetica is een allel (a) recessief wanneer het enkel in homozygote toestand (aa) tot uitdrukking gebracht wordt. De heterozygoot (Aa) vertoont dus het kenmerk niet, maar heeft het fenotype van de dominante homozygoot (AA). In het dagelijkse spraakgebruik geeft het woord recessief aan op welke wijze een aandoening erfelijk is. Als een gen recessief is, is een bepaalde eigenschap niet overheersend. Iemand kan daardoor ‘drager’ zijn van een bepaalde eigenschap of aandoening, zonder het zelf te hebben. Het kind kan de aandoening daarom alleen krijgen als het kind van beide ouders dit recessieve gen overerft. Wanneer het kind maar van één ouder dit gen krijgt, is het kind drager en komt de eigenschap of aandoening dus niet tot uiting.
Er is echter een verschil tussen autosomaal recessief en X-gebonden recessief. Bij X-gebonden recessief is het defect juist op het X-chromosoom aanwezig. Bij een XX-kind zal dit gecompenseerd kunnen worden door het andere X-chromosoom. Maar bij een XY-kind zal dit niet het geval zijn en zal de X-gebonden aandoening zich manifesteren. Dit is onder andere het geval bij AOS.
« Terug naar de woordenlijst