Karl Ernst von Baer (1792-1876)
Karl Ernst von Baer was een Estlandse wetenschapper, geboren op 17 of 28 februari 1792 in Piep, in het huidige Estland, destijds deel van het Russische Rijk. Hij wordt vaak beschouwd als de grondlegger van de embryologie en een pionier in de biologie.
Von Baer studeerde aanvankelijk aan de Universiteit van Tartu (toen Dorpat genoemd) in Estland en vervolgde zijn studie in Wenen en aan de Universiteit van Würzburg. Hij voltooide zijn medische opleiding aan de Universiteit van Berlijn.
In 1827, terwijl hij professor was aan de Universiteit van Königsberg, deed Von Baer een van zijn meest significante ontdekkingen: hij identificeerde het zoogdierei in de eierstokken van een hond. Deze ontdekking was cruciaal voor de ontwikkeling van de embryologie en verstevigde Von Baer’s reputatie als wetenschapper.
Von Baer’s wetenschappelijke bijdragen waren echter niet beperkt tot embryologie. Hij deed ook onderzoek in andere gebieden van de biologie, waaronder de ontwikkeling van de eieren van vissen en de geografische verspreiding van dieren. Zijn werk hielp bij het leggen van de basis voor de evolutietheorie, hoewel hij zelf sceptisch bleef over sommige aspecten van Darwin’s theorie van natuurlijke selectie.
In 1834 formuleerde Von Baer de “Baer’s Wetten” over de ontwikkeling van embryo’s, die stelden dat de ontwikkeling van het individu een afspiegeling is van de ontwikkeling van de soort. Deze wetten hadden een grote invloed op de theorieën van embryonale ontwikkeling en evolutie.
Naast zijn wetenschappelijke werk in de biologie was Von Baer ook actief in de geografie en de antropologie. Hij was een van de eerste wetenschappers die de studie van de inheemse volkeren van Siberië ondernam.
Von Baer stierf op 28 november 1876 in Dorpat, Estland.
« Terug naar de woordenlijst