« Terug naar de woordenlijst

Incommensurabiliteit

Het uitgangspunt dat begrippen en normen die worden gebruikt in twee paradigma’s niet aan elkaar kunnen worden aangepast op een manier die de gelijktijdige beoefening van beide paradigma’s mogelijk maakt. Incommensurabiliteit heeft ongeveer de betekenis ‘onverenigbaarheid’, maar ook ‘onvertaalbaarheid’.

Incommensurabiliteit is een begrip uit de wetenschapsfilosofie dat op verschillende wijzen en onafhankelijk van elkaar is uitgewerkt door Thomas Kuhn en Paul Feyerabend. Kuhn beschrijft de gevolgen van incommensurabiliteit die bij paradigmaverschuivingen optreedt:

Bij normale verandering herziet men gewoon of voegt men toe […] Bij revolutionaire verandering moet men ofwel in onsamenhangendheid leven of anders een aantal onderling samenhangende generalisaties herzien.

Het gevolg is dat wetenschappelijke bronnen van voor en na de paradigmaverschuiving niet meer op elkaar aansluiten; zelfs niet als schijnbaar over hetzelfde wordt gesproken in schijnbaar dezelfde taal. Het bekendste voorbeeld van incommensurabiliteit is misschien wel het begrip massa dat onder de gravitatiewet van Newton anders gezien wordt dan onder de relativiteitstheorie van Einstein.

Als gezondheidswerkers zeggen dat niet bekend is of niet-opereren betere resultaten oplevert dan wél opereren dan is dat een voorbeeld van de incommensurabiliteit van de huidige paradigmaverschuiving. In een mensenrechtenparadigma gaat het immers niet om het succes van een medische behandeling, maar om het accepteren van een mens zoals de persoon in kwestie geboren is. De ‘liniaal’ (feitelijk het geheel van normen en waarden) waarmee succes wordt gemeten is onvergelijkbaar en het is voor aanhangers van het oude paradigma moeilijk te begrijpen waarom hun ‘liniaal’ niet meer bruikbaar is.

« Terug naar de woordenlijst