« Terug naar de woordenlijst

Erfelijkheid

Erfelijkheid is het van generatie op generatie overgaan van lichamelijke of geestelijke eigenschappen die genetisch bepaald zijn. Sommige vormen van seksediversiteit zijn erfelijk, andere niet.

De meeste mensen hebben per lichaamscel 46 chromosomen die uiterlijk paarsgewijs hetzelfde zijn. Er zijn dus 23 verschillende paren chromosomen per cel. Van elk van deze paren is een chromosoom afkomstig van de moeder en een ander van de vader. Hoewel de chromosomen uiterlijk hetzelfde zijn, kunnen de hierop aanwezige genen wat betreft inhoud verschillen. Het van de vader afkomstige chromosoom kan bijvoorbeeld een gen voor blauwe ogen bevatten, terwijl het van de moeder afkomstige chromosoom een gen voor bruine ogen bevat. Samen bepalen deze genen wat de oogkleur van het kind zal worden. Zo zijn er niet alleen genen voor de oogkleur, maar ook genen voor alle andere erfelijke eigenschappen. Hiervan bevindt zich de ene helft op  de van de moeder afkomstige chromosomen, de andere helft op het van de vader afkomstige chromosomen. Samen bepalen die genen hoe het kind er innerlijk en uiterlijk gaat uitzien. Het feit dat een kind soms meer op een van de ouders lijkt, ontstaat als de genen van één ouder krachtiger tot uitdrukking komen dan de genen van de andere ouder. Die genen worden dan dominant genoemd.

« Terug naar de woordenlijst