Genen (genetica)
Een gen is een stuk DNA waaraan een eiwit kan koppelen en dat daarmee een bepaalde eigenschap bepaalt. Alle genen samen bepalen het functioneren van de cellen waaruit het lichaam is opgebouwd
Een gen is een stuk DNA waaraan een eiwit kan koppelen en dat daarmee een bepaalde eigenschap bepaalt. Alle genen samen bepalen het functioneren van de cellen waaruit het lichaam is opgebouwd
Fluorescent in situ hybridization. Techniek waarbij aangekleurde chromosoomdelen bestudeerd worden onder een fluorescentie-microscoop.
Een exon is het coderend deel van een gen. Het woord is een stamenstelling van EXpressed regiON.
Erfelijkheid is het van generatie op generatie overgaan van lichamelijke of geestelijke eigenschappen die genetisch bepaald zijn. Sommige vormen van seksediversiteit zijn erfelijk, andere niet.
Enzymen spelen een belangrijke rol bij het omzetten van hormonen in andere hormonen. Seksediversiteit die wordt veroorzaakt door het ontbreken van een enzym worden enzymstoornissen genoemd.
Een drager is iemand die een gemuteerd gen kan doorgeven aan zijn/haar kinderen, maar zelf geen klachten ondervind van het gemuteerde gen.
Als een gen dominant is, is maar één kopie van het allel nodig van vader of moeder om een eigenschap over te dragen.
Een onafhankelijk, zelfstandig deel van een eiwit dat staat voor een bepaalde structuur of functie van dat eiwit.
Volgorde van de vier bouwstenen (nucleotiden) waaruit DNA is opgebouwd.
DNA bevat alle erfelijke informatie en bestaat uit genen(coderende delen) en regulerende delen. In elke cel komt het DNA op een andere manier tot uiting, hierdoor verschilt de functie van cellen.