Niet-mendeliaanse overerving
Overerving van kenmerken die ontstaan door meerdere mutaties of door invloeden die niet per se genetisch zijn. Zoals de naam al aangeeft, loopt deze wijze van overerving niet volgend de regels die Mendel heeft gevonden.
Overerving van kenmerken die ontstaan door meerdere mutaties of door invloeden die niet per se genetisch zijn. Zoals de naam al aangeeft, loopt deze wijze van overerving niet volgend de regels die Mendel heeft gevonden.
Verandering van de samenstelling of de volgorde van de nucleotiden in een gen, als gevolg van het verkeerd kopiëren van DNA wanneer een celdeling plaatsvindt, of door foutief repareren van het DNA wanneer DNA-schade is ontstaan.
Meer dan één chromosoompatroon in één lichaam, bijvoorbeeld 46,XY/45,X.
Het proces van het identificeren en bestuderen van veranderingen in DNA.
Celdeling die overal in het lichaam plaatsvindt voor groei, herstel van wonden, en vervanging van afgestorven cellen. Uit een diploide moedercel ontstaan twee diploide dochtercellen.
Het DNA in mitochondriën. De mitochondriën bevinden zich een cel maar buiten de celkern en bevatten DNA dat alleen via de moeder geërfd wordt.
Fase in de celdeling. Alleen in deze fase structureert het DNA zich als chromosomen: behalve in deze specifieke fase van de celdeling zijn chromosomen niet waar te nemen.
Het mechanisme van genetische overerving waarbij het nageslacht zowel een allel van de vader als een allel van de moeder ontvangt. Johann Mendel was de grondlegger van de erfelijkheidsleer.
Proces waarbij in voortplantingscellen een halvering van het aantal chromosomen plaatsvindt. Samen met een andere voortplantingscel ontstaat dan weer het gebruikelijke aantal chromosomen.
De relatieve positie van een gen op een chromosoom.