Ribonucleïnezuur (RNA)
Het RNA is gecodeerde genetische informatie die afgelezen (gekopieerd) is van het DNA en functioneert o.a. als boodschapper in de cel.
Het RNA is gecodeerde genetische informatie die afgelezen (gekopieerd) is van het DNA en functioneert o.a. als boodschapper in de cel.
Ontvanger, eiwitmolecule-complexen in de buitenwand van een cel of in de cel zelf, waar hormonen ‘ontvangen’ worden en vanwaar de boodschap in de cel wordt doorgegeven.
De proband is bij genetisch onderzoek de persoon die als uitgangspunt wordt gebruikt. In het Engels word ook wel gesproken over proposito (mannelijke proband) of proposita (vrouwelijke proband)
Techniek om een klein stukje van het menselijk genoom miljoenen keer te vermenigvuldigen. Meestal afgekort tot PCR.
Stof opgebouwd een stikstofrijk molecuul, een suikermolecule en fosforzuur. Bouwstenen van DNA-ketens. Twee bijelkaar passende nucleotiden vormen een basepaar.
Een van de vier belangrijkste bouwstoffen van levende materie opgebouwd uit nucleotiden (zie ook DNA).
Oude benaming voor DNA, zie ook chromatine.
Het in de celkern opgeslagen DNA dat in de metafase van de celdeling als chromosomen kan worden waargenomen.
Tot de kern behorend.
Celkern.