HOOFDSTUK 163
Inclusief taalgebruik in wetgeving voorkomt ‘othering’
‘Othering’ is uitsluiting van ‘de anderen’ door ze met een schijnbaar inclusieve naam aan te duiden. Dit is, hoe je het ook bekijkt, (een aanzet tot) discriminatie. Goede wetgeving vraagt inclusief taalgebruik zodat mensen niet onbedoeld worden uitgesloten van de maatschappij.
Nomenclatuur
Nomenclatuur die als vervanging van het acroniem DSD gebruik maakt van woorden als ‘stoornissen’, ‘verschillen’, ‘variaties’, ‘atypisch’ of ‘variabele’ 1Bijvoorbeeld stoornissen in de geslachtsontwikkeling, verschillen in de geslachtsontwikkeling, variabele geslachtskenmerken, variaties van de geslachtskenmerken en variaties in de geslachtsontwikkeling. 2Een woord als ‘verschillen’ suggereert immers een wederkerigheid: als A verschilt van B, verschilt B van A. Het heeft dan geen zin om alleen de A’s in deze wereld met ‘verschillend’ aan te duiden. Dat dit bij DSD toch gebeurt – en vooral dat het artsen zijn die ‘de anderen’ classificeren – toont aan dat er geen sprake is van differences of sex development maar differences of power: het tegenovergestelde van differences of sex development is normaal – en het tegenovergestelde van normaal is abnormaal, de anderen. Verschillen of variaties, het zijn goedbedoelde, maar stigmatiserende pogingen om een woord dat taboe is niet uit te spreken – net zoals we over ‘de bladen’ spreken als we het over roddelbladen hebben en het woord ‘drinken’ gebruiken terwijl we ‘alcoholmisbruik’ bedoelen. Zonder dat we het in de gaten hebben benadrukken we juist het taboe van het oorspronkelijke woord., zijn ongeschikt voor gebruik in wetgeving of onderzoek omdat die woorden suggereren dat er een ‘origineel’ bestaat; origineel in de betekenis van ‘de oorspronkelijke, echte, en juiste vorm’. Hierdoor werken deze woorden othering 3Othering is te definiëren als het resultaat van een discursief proces waarbij een dominante binnengroep (“wij, het zelf”) een of meer gedomineerde buitengroepen (“zij, andere”) construeert door een – echt of ingebeeld – verschil te stigmatiseren; daarbij wordt de identiteit van ‘de ander’ ontkend en dit is een motief voor mogelijke discriminatie.[3] Een bijkomend probleem van othering, is dat mensen die aan een norm voldoen, die norm zelden of nooit ervaren. Zij kunnen daardoor ook nauwelijks invoelen wat zo’n norm betekent voor mensen die niet aan die norm voldoen. Op die manier kan discriminatie onzichtbaar zijn voor de groep die aan de norm voldoet. 4Othering dient niet alleen om mensen die men anders acht dan zichzelf te markeren en te benoemen, maar is ook een proces waardoor personen hun eigen identiteit construeren in verwijzing naar anderen. Wie over individuen of groepen spreekt als over ‘anderen’ vergroot en versterkt de projecties van schijnbaar verschil met zichzelf. Othering kan, zij het soms onbedoeld, dienen om posities van overheersing en ondergeschiktheid te versterken en te reproduceren. Daardoor ervaren personen die als anderen worden behandeld vaak marginalisatie, verminderde kansen en uitsluiting. [1](‘de anderen-zijn’) in de hand. 5Om een soortgelijke reden is ook het in ICD-10 en ICD-11 gebruikte woord misvormingen (malformations) niet bruikbaar in wetgeving (zie voetnoot 47 op pagina 29).
Ook het vervangen van het eerste woord in disorders of sex development door differences of diversity 6Soms wordt ook Divergentie (Divergence) gebuikt [2], maar in de biologie wordt genetische divergentie gebruikt om aan te geven dat door genetische mutaties uit een gemeenschappelijke voorouder een nieuwe soort ontstaat. Gezien de vaak genetische basis van DSD, is dit op zijn minst verwarrend. is geen verbetering omdat dit inclusieve termen zijn. Met een inclusieve term wordt iedereen aangeduid: iedereen is ‘verschillend’ en iedereen maakt deel uit van de diversiteit. Door een inclusieve term exclusief voor een minderheid te gebruiken, wordt verhuld dat deze deelgroep uitgesloten wordt door de meerderheid. Omdat er bij een inclusieve term per definitie slechts één groep bestaat, is het maar een kleine stap om de personen in de minderheid te zien als ‘de anderen’.
De othering die ontstaat als mensen worden aangeduid met woorden als ‘variatie, ‘verschillend’, enzovoort, gaat niet om het ‘anders’ zijn maar om het ‘anders’ gezien/behandeld/benoemd worden; de geconstateerde verschillen, variaties, enzovoort, zijn sociaal geconstrueerd. Beter gezegd, ze zijn kunstmatig en bedacht om mensen uit te sluiten. Het gaat immers niet om alle verschillen/variaties; het gaat alleen om de verschillen en variaties die de hoofdgroep als monstrueus ervaart – we zijn alleen te ‘beschaafd’ om dat de minderheidsgroep recht voor zijn raap te zeggen.
Standpunt NNID
De Wettelijke Regulering moet vrij zijn van woorden die intersekse personen als een minderwaardige groep ten opzichte van de rest van de maatschappij presenteren
Begrippen met woorden als, bijvoorbeeld, ‘stoornissen’, ‘verschillen’, ‘variaties’ of ‘atypisch’, ‘variabele’ leiden tot ‘Othering’ en moeten worden vermeden.
Wat mensen zeggen
Nog geen citaat
He, wat jammer! Voor dit hoofdstuk hebben we geen passend citaat gevonden. We zoeken nog steeds deelnemers voor ons oral history-project Seksediversiteit in Nederland en Vlaanderen. Neem contact op met Miriam van der Have (info@nnid.nl) als je je verhaal wil delen. Misschien komt hier dan een citaat van jou te staan.[a]
— NNID – 2023