MISVATTINGEN#145(Geen) Klachten

  1. Minister Bruins heeft eerder verklaard dat er bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) geen meldingen van nnmb’s (niet-noodzakelijke medische behandelingen) bekend zijn. Deze bewering weerlegt de praktische moeilijkheden die intersekse kinderen ervaren bij het indienen van klachten.
  2. Loyaliteit aan ouders en afhankelijkheid van zorgverleners maken het voor intersekse personen moeilijk om klachten in te dienen. Deze emotionele en praktische barrières blijven vaak bestaan, zelfs als ze volwassen worden.
  3. De klachtenprocedure via ziekenhuizen en IGJ is complex en tijdsgebonden. Klachten moeten eerst besproken worden met de zorgaanbieder en vervolgens eventueel met een klachtenfunctionaris. Als deze stappen geen resultaat opleveren, kan een klacht worden doorgestuurd naar de IGJ.
  4. In veel gevallen zijn de termijnen om een klacht in te dienen al verstreken tegen de tijd dat het kind oud genoeg is om zelfstandig te handelen. Dit maakt het zowel voor de ouders als voor het kind onwaarschijnlijk om een klacht in te dienen.
  5. Hoewel er verschillende gerechtelijke wegen openstaan, zoals het tuchtrecht, civiel recht en strafrecht, zijn er tal van praktische obstakels die het voor intersekse mensen bijna onmogelijk maken om hun recht te halen.
  6. Verjaringstermijnen en het gebrek aan procesbekwaamheid voor minderjarigen vormen verdere barrières. Hierdoor zijn de juridische routes vaak afgesneden voordat iemand daadwerkelijk actie kan ondernemen.
  7. Internationaal recht biedt enige mogelijkheid voor gerechtigheid, maar ook hier zijn er uitdagingen. Desondanks blijkt uit internationale aanbevelingen en verdragen dat de Nederlandse praktijk rond nnmb’s niet in lijn is met internationale normen.

Deze samenvatting onderstreept de complexiteit en beperkingen van het Nederlandse klachtensysteem, vooral voor kwetsbare groepen zoals intersekse personen.


Samengevat met AI en gecontroleerd door een redacteur.

HOOFDSTUK 145

In de praktijk is klagen onmogelijk

De Nederlandse overheid zegt dat bij de IGJ geen klachten bekend zijn en dat het rechtsstelsel verschillende wegen biedt om klachten in te dienen. In dit hoofdstuk wordt dat weerlegt.

Minister Bruins (VWS) heeft tegen de Tweede Kamer een paar keer gezegd dat bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) geen meldingen van nnmb’s zijn gedaan [1 , 4]:

“Zoals ik eerder in deze brief al heb aangegeven zijn er geen meldingen bij de IGJ bekend dat hulpverleners zich niet zouden houden aan de wetgeving en de vigerende professionele normen en standaarden. Als hiervan wel sprake is dan staan er reeds verschillende wegen open in het Nederlandse rechtsstelsel. De weg naar een melding bij de IGJ staat open. Daarnaast kunnen burgers die menen dat zij slachtoffer zijn van geweld, mishandeling, foltering of een andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling, misdaad en of medische fout hun recht halen via het civiel recht, het strafrecht en het tuchtrecht.”[1]

Hoewel geen leugen, is wat de minister zei ook geen antwoord op de vragen uit de Tweede Kamer omdat het in de praktijk voor een intersekse kind onmogelijk is om zo’n klacht in te dienen.1In de rest van dit hoofdstuk wordt gekeken of een intersekse persoon in theorie een klacht zou kunnen indienen; eventuele praktische problemen (bijvoorbeeld de kosten van griffierechten, verplichte procesvertegenwoordiging, enzovoort) worden buiten beschouwing gelaten, maar kunnen een rechtsgang net zo zeer in de weg staan als verjaringstermijnen.

Loyaliteit en afhankelijkheid

Voordat de praktische hobbels bij het indienen van een klacht worden besproken, wordt eerst ingegaan op twee andere oorzaken waarom het indienen van een klacht niet eenvoudig is. Intersekse personen zijn over het algemeen loyaal aan hun ouders. Bovendien zijn zij vaak afhankelijk van gespecialiseerde zorgwerkers, soms juist vanwege de ontvangen medische behandeling. Het indienen van een klacht kan de relatie met zowel ouders als zorgwerkers verstoren. Naast de straks te behandelen praktische problemen bij het indienen van een klacht, zijn de genoemde loyaliteit en afhankelijkheid een belangrijke reden om intersekse personen lange tijd na het bereiken van de volwassenheid, wanneer zij waarschijnlijk minder afhankelijk zijn van degenen op wie zo’n klacht betrekking heeft, nog de kans te geven een klacht in te dienen.2Het is geheel vergelijkbaar met wat de voorzitter van een reünistenvereniging in de Volkskrant zei over het indienen van klachten bij/over zijn studentenvereniging: “Het probleem is dat de repercussies van aangifte vaak groter zijn dan het voordeel dat een slachtoffer daaruit haalt. Doe je aangifte, dan heb of had je geen toekomst binnen de vereniging of binnen je dispuut. En dus stappen mensen niet naar voren.”

Klacht indienen

Er is een verschil tussen een klacht indienen tegen een persoon of organisatie en het beginnen van een gerechtelijke procedure tegen een persoon of organisatie. Een klacht indienen is laagdrempeliger en meestal goedkoper.

Klachtenprocedure ziekenhuis

Voordat een klacht kan worden gemeld bij de IGJ moeten twee stappen worden doorlopen:

  • Een klacht over de zorg moet eerst worden besproken met de zorgaanbieder.
  • Als dat geen resultaat oplevert kan de klacht worden gemeld bij een klachtenfunctionaris/klachtenbemiddelaar of vertrouwens­persoon die kan bemiddelen tussen de klager en de zorgaanbieder; vrijwel alle ziekenhuizen hanteren hiervoor een beperkte termijn.3Radboudumc, bijvoorbeeld, gaat uit van een termijn van tien jaar, maar dat kan korter zijn als door het verstrijken van de tijd een goede verkenning van de klacht niet meer mogelijk is: “Artikel 10, eerste lid: Na het verstrijken van tien jaren na het handelen waarover de klacht gaat wordt deze niet meer in behandeling genomen door de klachtenbemiddelaar. Indien een klacht door het verstrijken van de tijd of door andere omstandigheden in alle redelijkheid niet (goed) verkend kan worden, kan de klachtenbemiddelaar besluiten dat een adequate klachtbemiddeling niet mogelijk is. De klager zal hierover schriftelijk worden geïnformeerd onder vermelding van de reden van het niet in behandeling nemen. Klager wordt geïnformeerd over de mogelijkheid dit besluit voor te leggen aan de (externe) geschilleninstantie. [20]”. Als een klacht niet naar tevredenheid is behandeld, verwijst het ziekenhuis door naar de Geschillencommissie Ziekenhuizen. De uitspraak van deze commissie is echter bindend, waardoor de weg naar de rechter grotendeels wordt afgesloten; een uitspraak kan alleen getoetst worden op procedurele fouten, niet op inhoud. https://www.radboudumc.nl/patientenzorg/uw-afspraak/uw-rechten-en-plichten/klachten/vier-stappen-om-een-klacht-in-te-dienen/geschillencommissie-ziekenhuizen Als dit geen oplossing biedt, kan binnen 12 maanden nadat de klacht bij de zorgaanbieder is ingediend, via een externe geschilleninstantie (meestal de Geschillencommissie Ziekenhuizen) gevraagd worden een bindend oordeel te geven over de klacht.

Landelijk Meldpunt Zorg

Als de klachtenprocedure bij de zorginstelling 4De Geschillencommissie Zorg wordt hier buiten beschouwing gelaten omdat dit een bindend advies zou opleveren waartegen geen hoger beroep mogelijk is en omdat het totale financiële belang niet meer dan 25.000 euro mag bedragen.
https://www.degeschillencommissiezorg.nl/wp-content/uploads/zga-reglement.pdf
en art. 20 Wkkgz: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0037173&hoofdstuk=3&paragraaf=2&artikel=20&z=2022-01-01&g=2022-01-01
Gezien de ernst van de klachten is het niet aan te bevelen akkoord te gaan met de gestelde voorwaarden.
niet het gewenste resultaat oplevert, kan een klacht worden ingediend bij het Landelijk Meldpunt Zorg van de IGJ. Het Landelijk Meldpunt Zorg lost pro­blemen niet op, maar helpt om andere manieren te zoeken de problemen op te lossen. Klachten die bij het meldpunt binnekomen, worden doorgegeven aan de IGJ. Dit zal niet leiden tot een schade­vergoeding of bestraffing van de zorgverlener, maar kan bij ernstige klachten wel leiden tot een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de zorgaanbieder. Als de inspectie niet tevreden is met het onderzoek van de zorgaanbieder, dan kan de IGJ zelf onderzoek verrichten. Adviezen uit dat onderzoek moet de zorgaanbieder uitvoeren. De IGJ hanteert in principe een termijn van 2 jaar.5“De inspectie onderzoekt in principe geen meldingen die langer dan 2 jaar geleden zijn gebeurd. Maar soms is de inhoud van een melding reden om toch onderzoek te doen.” https://www.igj.nl/onderwerpen/klacht-of-vraag-over-zorg-of-jeugdhulpverlening/ik-heb-een-klacht/klacht-zorgaanbieder/klacht-melden-bij-inspectie

Beperkingen klachtenprocedure ziekenhuizen en IGJ

In de hierboven genoemde mogelijkheden om een klacht in te dienen, zijn de termijnen verlopen als het kind oud genoeg is om zelfstandig een klacht in te dienen.

Ook ouders kunnen in de praktijk geen klacht indienen omdat er geen sprake is van een afgeronde behandeling. De ouders en het kind zijn lange tijd, het kind in veel gevallen zelfs levenslang [10 , 11 , 14 , 15 , 16 , 17 , 25], afhankelijk van de betrokken gezondheids­werkers; deze machtsverhouding maakt het onwaarschijnlijk dat ouders (en volwassen intersekse personen) bereid zijn een melding bij de IGJ te doen.

Maar dat betekent niet dat in Nederland geen klachten van intersekse mensen bekend zijn – de aanbevelingen van verdragscomités van de Verenigde Naties zijn immers gebaseerd op klachten van intersekse mensen.

Gerechtelijke procedures

Hier is de keuze uit tenminste drie mogelijkheden: het tuchtrecht, het civiel recht en het strafrecht. Hoewel het tuchtrecht onder de rechtspraak valt, is er een een belangrijk verschil: het tuchtrecht kent geen rechters, maar een systeem waarbij de beroepsgroep er zelf voor zorgt dat de leden van de beroepsgroep de eer en waardigheid van het beroep in stand houden.

In alle drie de gevallen zijn er tal van niet te nemen hobbels het voor intersekse mensen moeilijk, zo niet onmogelijk maken om hun recht te halen.

Voldoende tijd om aangifte te kunnen doen is belangrijk

Zoals eerder uitgelegd is het indienen van een klacht via het ziekenhuis en de IGJ in de praktijk niet mogelijk. Dat geldt ook voor gerechtelijke procedures. In de meeste situaties zullen misdragingen of misdrijven verjaard zijn voordat een intersekse persoon eindelijk aangifte kan doen. Daardoor zullen ook de wegen via het tuchtrecht het civiel recht of het OM niet succesvol zijn.

In antwoord op vragen uit de Tweede Kamer, zei Minister Bruins (Medische Zorg) in 2019 over de mogelijkheden om te klagen of een aanklacht in te dienen:

Er staan dan verschillende wegen open in het Nederlandse rechtsstelsel: via een melding bij de IGJ, via het civiel recht, via het strafrecht en of het tuchtrecht. [4]

Maar binnen dat rechtsstelsel bestaan verjaringstermijnen die bijna altijd korter zijn dan de tijd die intersekse personen nodig hebben om moed te verzamelen en met hun ervaringen naar buiten te treden:

Tuchtrecht: Het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg stelt op basis van een klacht over het individuele handelen van een in het BIG-register ingeschreven gezondheidswerker vast of de gezondheidswerker zijn werk goed gedaan heeft. De mogelijkheid om een klacht in te dienen vervalt na 10 jaar; de verjaringstermijn begint op de dag waarop het desbetreffende handelen of nalaten heeft plaatsgevonden.6Art. 65 lid 5 Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG): https://wetten.overheid.nl/BWBR0006251/2015-01-01/1

Civiel recht: Aannemende dat het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door een arts niet onder een van de speciale verjaringstermijnen valt, geldt de algemene verjaringstermijn van 20 jaar. Deze bevrijdende of extinctieve verjaringstermijn geldt ongeacht of de arts te goeder trouw (bona fide) gehandeld heeft. Het civiel recht biedt in theorie de mogelijkheid om een schadevergoeding te vragen, maar welke schade is aangericht en of iemand verantwoordelijk kan worden gesteld, is moeilijk te bewijzen zolang Nederlandse wetgeving nnmb’s niet nadrukkelijk verbiedt (zie ook wat hierover wordt gezegd in de volgende alinea). De termijn van 20 jaar lijkt lang, maar is te kort omdat jong-volwassen mensen van 20 jaar dikwijls nog te veel van hun ouders afhankelijk zijn om hun beslissing via een rechtszaak in twijfel te trekken.

Strafrecht: Voor mishandeling die niet de dood tot gevolg heeft varieert de straf, al naar gelang de ernst van de mishandeling, van maximaal 3 jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie tot maximaal 12 jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie.7Art. 300-303 Wetboek van Strafrecht (Sr): LINK

  • De verjaringstermijn is 6 jaar voor lichtere vormen van mishandeling waarop een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren is gesteld,
  • twaalf jaar voor mishandeling waarop gevangenisstraf van meer dan drie jaar is gesteld en
  • twintig jaar voor zware vormen van mishandeling waarop gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.8Art. 70, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr): LINK  

Voor mishandeling van een minderjarige start de verjaringstermijn op de dag nadat het slachtoffer 18 jaar is geworden[12]. 9Artikel 71, onderdeel 3°, Sr: LINK

Het probleem met de verjaartermijnen is slechts een van de redenen waarom het noodzakelijk is wetgeving tegen nnmb’s te laten aansluiten bij wetgeving tegen meisjesbesnijdenis (zie ook 152152: NNID vraagt een wettelijke regulering van geslachtsbevestigende behandelingen voor intersekse personen, geen algemeen verbod op geslachtsbevestigende behandelingen.Het is een misvatting dat de interseksebeweging een verbod wil op normaliserende behandelingen.). Want ook zonder dat probleem is de kans op succes bij het indienen van een klacht in Nederland nihil omdat, zoals Minister Bruins (Medisch Zaken) zei, ‘medisch oordeel over ingrepen bij transgenders en intersekse kinderen aan de medische professionals is [3]10Dit is wat de Australische filosoof Kate Manne in Down Girl: The Logic of Misogyny een naïve conception noemt [18]. Door nnmb’s voor te stellen als een daad waarbij alleen een arts en de ouders betrokken zijn, negeert de minister dat sprake is van een structureel en systemisch probleem; door de naïeve opvatting worden nnmb’s een vrijwel onbestaand en politiek marginaal, ondoorgrondelijk verschijnsel. Bovendien worden zo alle ouders en gezondheidswerkers bij nnmb’s betrokken, waardoor het verweer ‘geen echte voorstander van dat soort behandelingen’, vrijwel altijd aanwezig zal zijn – dit laatste vrij naar Manne’s tekst over mysogenie [18].en de wetgever het geven van toestemming voor een behandeling nadrukkelijk aan de ouders of voogd delegeert als het kind nog geen 12 jaar is 11Art. 465, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW): LINK .

Internationaal recht

Hoewel uit vragen en conclusies van VN-verdragscomités[6 , 7], en uit wetenschappelijke publicaties[21 , 22] steeds duidelijker blijkt dat de Nederlandse interpretatie van de wet voor wat betreft nnmb’s onverenigbaar is met het internationaal recht, worden de daders op dit moment nog beschermd door de overheid en de wet. Alleen als nnmb’s worden benaderd vanuit het internationaal recht geldt volgens art. 13 Wet internationale misdrijven 12Art. 13, Wet internationale misdrijven: LINK  geen verjaringstermijn.

De VN-commités die Nederland aanbevolen hebben een einde te maken aan nnmb’s hebben individuele klachtenprocedures waarbij Nederland tegenover het comité tekst en uiteg moet geven waarom de aanbeveling niet is overgenomen. Vooral bij het VN-Verdrag tegen Foltering is de kans op succes groot omdat daar sprake is van een absoluut recht – dat betekent dat Nederland niet kan zeggen ‘maar in Nederland doen we dat anders’.

VN-Kinderrechtencomité: Zolang Nederland het Facultatief Protocol bij het Kinderrechtenverdrag inzake een communicatieprocedure 13 LINK. In de Concluding Observations voor de vierde rapportage periode wordt Nederland aanbevolen dit facultatieve protocol te ratificeren (paragraaf 63) [8]. Deze aanbeveling wordt herhaald in de Concluding Observations voor de gecombineerde vijfde en zesde periode uit 2022 (paragraaf 44) [9]. (ook bekend als Derde Protocol of Klachtenprotocol) niet ondertekent en ratificeert, kunnen kinderen geen klachten bij het VN-Kinderrechtencomité (laten) indienen over een schending van hun rechten.14Eind mei 2023, kort voor de val van het kabinet Rutte 4, werd bekend dat het kabinet de facultatieve protocollen bij het VN-verdrag Handicap en het Internationaal Kinderrechtenverdrag (IVRK) wil ratificeren. Het kabinet zal de procedure voor het ratificatieproces van het protocol bij het VN-verdrag Handicap direct starten. De start voor het facultatieve protocol bij het IVRK is pas daarna. Het kabinet heeft als belangrijkste reden voor het verschil in het moment van ratificatie genoemd dat niet kan worden voorspeld wat de (financiële) gevolgen ervan zijn. [13] Beide facultatieve protocollen zijn van belang voor de bestrijding van nnmb’s. Maar ook wanneer de protocollen in werking zijn getreden, geldt dat een beroep erop pas mogelijk is als de nationale mogelijkheden zijn uitgeput.

Comité tegen Marteling: Nederland heeft wel het de individuele klachtenprocedure voor het Verdrag tegen Foltering 15Artikel 22 van het Verdrag tegen Foltering: LINK geratificeerd. Er gelden een aantal voorwaarden;

  • De klacht mag niet anoniem worden ingediend.
  • De klacht mag niet gelijktijdig worden behandeld in een andere procedure van internationaal onderzoek of internationale regeling.
  • Alle beschikbare nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput.

Op deze laatste voorwaarde geldt een belangrijke uitzondering: die geldt niet als de toepassing van de nationale rechtsmiddelen onredelijk lange tijd vergt of als er waarschijnlijk geen daadwerkelijke verbetering van te verwachten valt. Gezien de conflicterende Nederlandse wetgeving en de uitlatingen van minister Bruins (Medische Zorg) in de Tweede Kamer, kan een individuele klacht bij het Comité tegen Foltering succesvol zijn

Kinderen mogen niet klagen

Behalve de verjaringstermijnen, is er nog een onneembare hobbel die het voor intersekse personen onmogelijk maakt voor de eigen rechten op te komen. Kinderen zijn procesonbekwaam.

Processuele onbekwaamheid van minderjarigen

Hoewel nergens in het Nederlands Burgerlijk wetboek expliciet bepaald wordt dat minderjarigen procesonbekwaam zijn, wordt toch algemeen aangenomen dat minderjarigen niet bekwaam zijn om zelfstandig als procespartij op te treden in een civiele procedure – zelfs niet via de vertegenwoordiging door een eigen advocaat.16LINK De procesonbekwaamheid wordt afgeleid uit twee artikelen in het Burgerlijk wetboek waarin het gezag over minderjarige kinderen staat geregeld[5]:

  • Het gezag heeft betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte.17Art. 1:245 vierde lid BW LINK  
  • Ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is.18 1:253i eerste lid BW LINK  

Dat een minderjarige in Nederland geen eigen rechtsingang heeft leidt voor minderjarigen tot onduidelijkheid en verschil van rechtspositie en lijkt niet in overeenstemming met internationale wet- en regelgeving over de participatie van minderjarigen in procedures. [5]

Het ontbreken van een eigen rechtsingang voor minderjarigen, betekent dat de mogelijkheden voor intersekse personen een klacht via het Nederlandse rechtsstelsel ernstig beperkt zijn: óf ze zijn te jong (processuele onbekwaamheid) óf ze hebben te lang gewacht (verjaring).

Klacht indienen via de ouders/verzorgers

Uiteraard is het voor een ouder theoretisch wel mogelijk een klacht in te dienen namens het kind. Maar het is de vraag of die mogelijkheid reëel is: ondanks dat het internationaal en transnationaal recht aangeeft dat nnmb’s niet zijn toegestaan, zeggen twee opeenvolgende ministers dat ‘een medisch oordeel over ingrepen bij DSD-kinderen altijd aan de medische professionals is’ (zie voetnoot 598 op pagina 168).19Opmerkelijk genoeg schreef minister Bruins in zijn reactie op de aanbevelingen van het Comité tegen Foltering in een brief aan de Tweede Kamer ook ‘Mijn uitgangspunt is dat bij kinderen met een intersekse/DSD conditie een medisch niet-noodzakelijke behandeling uitgesteld zou moeten worden tot het moment dat het betrokken kind zelf volledig geïnformeerde consent kan geven. [1]’. Daarbij wordt toestemming aan de ouders gevraagd. in de huidige Nederlandse wetgeving is het immers voor ouders nog steeds toegestaan om over de lichamelijke integriteit van hun kind te beslissen 148148: Nederland heeft geen wetgeving waarmee nnmb’s effectief en efficiënt kunnen worden aangepakt.Het is een misvatting dat Nederland al goede wetgeving heeft die de rechten van het kind beschermt., ondanks dat het juist de kern van de kritiek op Nederland is dat de ouders dit recht niet behoren te hebben (7474: Alleen het kind zelf kan toestemming geven voor een geslachtsbevestigende behandeling.Het is een misvatting dat nnmb’s toegestaan zijn als de ouders toestemming geven. en 167167: Het moet voor ouders onmogelijk zijn zich uit te spreken tegen de Wettelijke Regulering.Het is een misvatting dat ouders zich moeten kunnen uitspreken tegen de Wettelijke Regulering.) en dat alleen het kind zelf mag beslissen 147147: Er zijn goede redenen om nnmb’s wettelijk te reguleren.Het is een misvatting dat er geen specifieke reden is om nu tot regulering van nnmb’s te komen.. Ouders zouden feitelijk gedwongen worden tegen zichzelf bewijs te leveren – iets dat in ieder gangbaar rechtssysteem als onacceptabel wordt beschouwd (nemo tenetur-beginsel). Daar komt bij dat ouders evenzeer slachtoffer zijn, maar dat hun belangen niet per se gelijk zijn aan die van het kind 7070: Een kind mag niet worden gebruikt voor de behandeling van de problemen van de ouders.Het is een misvatting dat ouders de patiënt zijn..

Ouders zijn daarom vaak niet de beste partij om hun kind te vertegenwoordigen in een klacht over nnmb’s. Toch ziet NNID het processueel bekwaam maken van minderjarigen niet als een goed oplossing om nnmb’s te bestrijden omdat dit de band tussen ouders en kind kan beschadigen en uiteindelijk veel trauma zal opleveren bij zowel ouders als het kind. De enige werkende oplossing is het uitstellen van nnmb’s tot een kind wel zelf vrije en volledig geïnformeerde toestemming kan geven via de Wettelijke Regulering zoals beschreven in 152152: NNID vraagt een wettelijke regulering van geslachtsbevestigende behandelingen voor intersekse personen, geen algemeen verbod op geslachtsbevestigende behandelingen.Het is een misvatting dat de interseksebeweging een verbod wil op normaliserende behandelingen., 153153: Nnmb’s omvatten alle uitstelbare medische handelingen die zonder de vrije en volledig geïnformeerde toestemming bij intersekse kinderen worden uitgevoerd.Het is een misvatting dat de Wettelijke Regulering alleen betrekking moet hebben op chirurgische ingrepen. en 154154: Wat verstaan wordt onder medisch noodzakelijk kan in wetgeving worden vastgelegd zonder een uitputtende opsomming van medische handelingen.Het is een misvatting dat niet duidelijk is wat onder nnmb’s valt..

Justice gap

Dat intersekse kinderen of intersekse volwassenen via de hierboven genoemde procedures geen klachten (kunnen) indienen of aangifte (kunnen) doen, wil niet zeggen dat er geen slachtoffers en geen daders zijn. Het wil ook niet zeggen dat er geen schuld is. Dat de daders niet worden vervolgd, wil ook niet zeggen dat er geen wetgeving bestaat die intersekse kinderen zou kunnen beschermen. Het laat wel zien dat een ‘justice gap’ 20Justice gap is de situatie waarin strafvervolging theoretisch mogelijk is, maar in een dader de praktijk zelden, of zelfs nooit, wordt veroordeeld. bestaat die dringend reparatie vraagt.

Die justice gap wordt veroorzaakt doordat ouders en de maatschappij ten onrechte het intersekse kind als een probleem zien. Het werkelijke probleem is echter dat ouders en maatschappij een intersekse kind niet willen accepteren. In plaats van in te zien dat zijzelf moeten veranderen, presenteren zij het kind als het probleem en doen alsof een nnmb de oplossing van dat probleem is. Vervolgens zegt de overheid dat er niets aan de hand is, want het kind heeft geen klacht bij de overheid ingediend 21In antwoord op vragen van de Kamerleden Westerveld en Özütok (beiden GroenLinks), antwoordde Minister Bruins in 2019: “Zoals ik in het antwoord op eerdere Kamervragen en commissiebrief heb aangegeven zijn er geen meldingen bekend bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) over medisch niet-noodzakelijke ingrepen die ingaan tegen lichamelijke integriteit, autonomie en keuzevrijheid. Ik kan dan ook niet bevestigen dat er intersekse baby’s en kinderen zijn in Nederland die zonder dat er sprake is van informed consent een niet-medisch noodzakelijke ingreep hebben ondergaan. Als hiervan wel sprake is dan betreft dat signalen waarvan ik vind dat die absoluut serieus genomen moeten worden. Er staan dan verschillende wegen open in het Nederlandse rechtsstelsel: via een melding bij de IGJ, via het civiel recht, via het strafrecht en of het tuchtrecht.” [4]; notabene een overheid die zelf zegt dat gezondheidswerkers nnmb’s mogen uitvoeren.22Naar aanleiding van vragen van de Kamerleden Westerveld en Özütok (beiden GroenLinks) zei minister Bruins (Medische Zorg) in 2019: “Laat ik vooropstellen dat een medisch oordeel over ingrepen bij DSD-kinderen altijd aan de medische professionals is. Beslissingen over operatief ingrijpen worden binnen een multidisciplinair team individueel zorgvuldig afgewogen en zijn soms noodzakelijk [4]. (Benadrukking toegevoegd.) In juni 2022 bevestigt de Minister van Justitie en Veiligheid (Dilan Yeşilgöz-Zegerius) mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Robbert Dijkgraaf) in antwoord op Kamervragen van PvdA-kamerlid Mutluer dat de beslissing tot deze operaties wordt overgelaten aan medisch professionals: “De minister van VWS hanteert het uitgangspunt dat een medisch oordeel over ingrepen bij Differences of Sex Developments (DSD)-kinderen altijd aan de medische professionals is. Beslissingen over operatief ingrijpen worden binnen een multidisciplinair team individueel zorgvuldig afgewogen en zijn soms medisch noodzakelijk.” [26].

Hoe groot de justice gap is, blijkt als het VN-Comité tegen Foltering stelt dat Nederland hiermee in strijd met het internationaal recht handelt, waarna de verantwoordelijke minister in de Tweede Kamer zegt het niet eens te zijn met die uitleg 23Dat gezondheidswerkers in de ogen van de staat geen kwaad kunnen doen, blijkt ook uit wat minister Bruins in 2019 schrijft in de beantwoording van vragen van kamerlid Bergkamp (D66): “Nederland deelt de aanbevelingen van het VN-Comité over intersekse/DSD niet geheel, omdat deze erg stellig zijn en naar mijn mening niet altijd recht doen aan de inzet van de zorgprofessionals, die bijvoorbeeld werken in de 6 gespecialiseerde DSD-centra (DSD = Disorders/Differences in Seks (sic) Development).” [2]. (Benadrukking toegevoegd.) (zie ook 147147: Er zijn goede redenen om nnmb’s wettelijk te reguleren.Het is een misvatting dat er geen specifieke reden is om nu tot regulering van nnmb’s te komen.).

Dat slachtoffers in een situatie waarin zij niet serieus worden genomen geen aangifte doen of een klacht indienen, is dan ook niet verwonderlijk en is vergelijkbaar met de situatie van slachtoffers van seksueel geweld [23 , 24] of genitale verminking. Zowel bij intersekse als bij seksueel geweld en genitale verminking wordt de justice gap veroorzaakt door o.a. schaamte bij de slachtoffers en door de maatschappij die de kant van de dader kiest en daarmee onderdeel van het probleem is geworden.

Juist omdat de maatschappij deel van het probleem is geworden, misschien zelfs wel dader (in de betekenis van geïnstitutionaliseerd geweld), is het noodzakelijk dat intersekse personen eenzelfde soort wettelijke bescherming krijgen als de wetgeving die jonge vrouwen beschermt tegen meisjesbesnijdenis.

Verschillende facetten van gerechtigheid (of: waarom NNID geen gezondheidswerkers aanklaagt)

In dit hoofdstuk wordt misschien de indruk gewekt dat gerechtigheid alleen via een klacht of aangifte kan worden bereikt; alsof een klacht pas gegrond kan zijn als deze bij een officiële instantie is ingediend. Maar de interseksegemeenschap is niet uit op het straffen van daders uit het verleden 24Wat de interseksegemeenschap dan wel wil bereiken is niet primair het onderwerp van dit document, maar als alle hier genoemde misvattingen niet meer bestaan, zijn de doelstellingen waarschijnlijk voor een groot deel bereikt., al is wettelijke strafbaarstelling van nnmb’s noodzakelijk als stok achter de deur omdat het verleden heeft laten zien dat nnmb’s niet vanzelf verdwijnen (zie ook 169169: Overleg met jongere artsen leidt te langzaam tot het beëindigen van de mensenrechtenschendingen.Het is een misvatting dat jonge artsen heel anders tegen nnmb’s aankijken. en 171171: Overleg over nnmb’s met gezondheidswerkers is bewezen ineffectief gebleken.Het is een misvatting dat overleg beter werkt dan de Wettelijke Regulering.).

Waarlijke gerechtigheid voor de slachtoffers-overlevenden is breder dat het straffen van de daders en kent verschillende facetten: Gevolgen, Erkenning, Waardigheid, Stem, Preventie, Verbondenheid. Hoewel gerechtigheid traditioneel wordt bekeken en beoordeeld vanuit de individuele ‘zaak’, incident of ervaring, gaat het veel slachtoffers-overlevenden om bredere patronen van sociale rechtvaardigheid[19]. De kwestie afdoen met ‘bij de IGJ zijn geen meldingen gedaan’ houdt geen rekening met de genoemde facetten van gerechtigheid en houdt de justice gap in stand.

Conclusie

Ondanks het lichtpuntje dat het Comité tegen Foltering biedt, moet per saldo geconstateerd worden dat in de huidige situatie van intersekse kinderen niet kan worden verwacht dat zij gaan klagen voordat verjaringstermijnen zijn verstreken – dit nog afgezien van de vraag of zij bij de huidige gebrekkige bescherming zin hebben om een vrijwel kansloze procedure te starten.

Daarom moet in wetgeving tegen nnmb’s specifiek benoemd worden dat nnmb’s in strijd zijn met art. 1:247 tweede lid BW 25Art. 1:247 tweede lid BW: “Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.” LINK en dat nnmb’s onder (kinder)mishandeling vallen als bedoeld in art. 300-303 Sr.

Omdat nnmb’s per definitie niet noodzakelijk zijn vanuit een medisch oogpunt, is er maar een verklaring waarom zij toch worden uitgevoerd: het is het westerse equivalent van meisjesbesnijdenis; een overgangsritueel om het kind op te nemen in een sociale groep.26Bij nnmb’s kan die groep kan zo klein zijn als de eigen familie, maar ook zo groot als een maatschappij die alleen maar mannen en vrouwen kent. (Zie ook 139139: Nnmb’s zijn de westerse variant van meisjesbesnijdenis.Het is een misvatting dat nnmb’s niets te maken hebben met meisjesbesnijdenis of jongensbesnijdenis. voor de relatie tussen nnmb’s en meisjesbesnijdenis.) Om die reden is het noodzakelijk wetgeving tegen nnmb’s te laten aansluiten bij wetgeving tegen meisjesbesnijdenis (zie ook 152152: NNID vraagt een wettelijke regulering van geslachtsbevestigende behandelingen voor intersekse personen, geen algemeen verbod op geslachtsbevestigende behandelingen.Het is een misvatting dat de interseksebeweging een verbod wil op normaliserende behandelingen.).

Standpunt NNID

Het Nederlandse rechtsstelsel biedt in de praktijk niet of nauwelijks de gelegenheid een klacht over nnmb’s in te dienen

De verantwoordelijkheid van de overheid laat zich niet beperken door het wel of niet bekend zijn van nnmb’s bij de IGJ. Er is een justice gap waardoor intersekse mensen met een klacht over nnmb’s niet of nauwelijks toegang hebben tot het rechtssysteem.

Omdat NNID gezondheidswerkers niet als de primaire oorzaak van het uitvoeren van nnmb’s ziet en maatschappelijke verandering belangrijker vindt dan het straffen van gezondheidswerkers, is NNID op dit moment niet uit op het aanklagen van individuele gezondheidswerkers.

Wat mensen zeggen


  • Nederland is het niet eens met het Comité tegen Foltering
    Nederland deelt de aanbevelingen van het VN-Comité over intersekse/DSD niet geheel, omdat deze erg stellig zijn en naar mijn mening niet altijd recht doen aan de inzet van de zorgprofessionals, die bijvoorbeeld werken in de 6 gespecialiseerde DSD-centra (DSD = Disorders/Differences in Seks (sic) Development)..[a]
    Minister Bruno Bruins – 2019

  • Bezorgdheid
    the Committee notes with concern that:
    (e)   Medically irreversible sex reassignment surgery and other treatments are performed on intersex children.
    In line with its general recommendation No. 19 (1992) on violence against women, the Committee recommends that the State party:

    (a)   Intensify efforts to combat gender-based violence against women, including domestic violence, by ensuring that prosecutors and police officers are properly trained to identify, investigate and prosecute cases of genderbased violence;
    (c)   Systematically collect data on all forms of violence against women, disaggregated by age and the relationship between the perpetrator and the victim, as well as on protection measures, prosecutions and sanctions imposed on perpetrators, in particular in the municipalities of Bonaire, Sint Eustatius and Saba;
    (f)    Intensify efforts to combat hate crimes against lesbian, bisexual and transgender women and intersex persons..[b]
    — VN-Vrouwencomité – 2016

  • De staat die partij is moet…
    The State party should:
    (a)   Take the legislative, administrative and other measures necessary to guarantee respect for the physical integrity and autonomy of intersex persons and to ensure that no one is subjected during infancy or childhood to non-urgent medical or surgical procedures intended to decide the sex of the child without his or her informed consent;
    (b)  Guarantee impartial counselling services and psychological and social support for all intersex children and their parents, so as to inform them of the consequences of unnecessary and non-urgent surgery and other medical treatment to decide on the sex of the child and the possibility of postponing any decision on such treatment or surgery until the persons concerned can decide by themselves;
    (c)   Guarantee that full, free and informed consent is ensured in connection with medical and surgical treatments for intersex persons and that non-urgent, irreversible medical interventions are postponed until a child is sufficiently mature to participate in decision-making and give effective consent;
    (d)  Undertake investigation of instances of surgical interventions or other medical procedures performed on intersex persons without effective consent and prosecute and, if found responsible, punish perpetrators. It should also ensure that the victims are provided with redress including adequate compensation.[c]
    — VN-Comité tegen Foltering – 2018

  • Verbieden
    The Committee recommends that the State party:
    (a)   Prohibit the performance of unnecessary medical or surgical treatment on intersex children where those procedures may be safely deferred until children are able to provide their informed consent and provide reparations for children who received unnecessary treatment;
    (b)  Provide adequate social, medical and psychological services, counselling and support to intersex children and their families;
    .[d]
    — VN-Kindercomité – 2022

  • Strafbaar stellen
    Ik ben van mening dat deze concluding observations moeten worden opgevolgd en dring er op aan om wettelijke maatregelen te nemen. Deze moeten omvatten het strafbaar stellen van niet-noodzakelijke medische behandelingen onder de artikelen 300 – 304 van het Wetboek van Strafrecht. U kunt daarbij aansluiten bij de aanpak van meisjesbesnijdenis.[e]
    — Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme – 2023

  • Noodzakelijk middel
    Ik heb kennisgenomen van de ontwikkeling van een multidisciplinaire kwaliteitsstandaard. Die beoordeel ik als positief, omdat het kinderen en ouders toegang geeft tot gespecialiseerde instellingen voor zorg en ondersteuning. Die ontwikkeling neemt echter niet weg dat er momenteel nog steeds niet-noodzakelijke en non-consensuele medische ingrepen bij intersekse kinderen plaatsvinden. De voorgestelde strafbaarstelling is daarbij een noodzakelijk middel tot een verbod van dergelijke behandelingen..[f]
    — Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme – 2023
  1. Bruins BJ. Tweede Kamer der Staten Generaal – Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2018-2019, nr 1422. Ministerie  Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Medische Zorg. Den Haag, Nederland, 2019.
  2. Committee on the Elimination of Discrimination against Women. Concluding observations on the sixth periodic report of the Netherlands. United Nations, 18 November 2016. ISBN CEDAW/C/NLD/CO/6.
  3. Committee against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment. Concluding observations on the seventh periodic report of the Netherlands*. CAT/C/NLD/CO/7. United Nations, 18 december 2018.
  4. Committee on the Rights of the Child. Concluding observations on the the combined fifth and sixth periodic reports of the Netherlands*. CRC/V/NLD/CO/5-6. United Nations, 11 february 2022.
  5. Baldewsingh R. Wettelijk verbod non-consensuele, niet-noodzakelijke medische behandelingen van intersekse kinderen en volwassenen, 14 april 2023 – 2023-0000205124. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties – Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Koninksrijksrelaties. Den Haag: Bureau Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, 2023.
  6. Baldewsingh R. Wettelijk verbod non-consensuele, niet-noodzakelijke medische behandelingen van intersekse kinderen en volwassenen, 14 april 2023 – 2023-0000205124. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties – Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Koninksrijksrelaties. Den Haag: Bureau Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, 2023.
Letterlijk citaat mensenrechtenparadigma
Letterlijk citaat Medisch paradigma
Uitspraak/aanbeveling/citaat mensenrechten institutie of – authoriteit
Citaat van boek  of (peer-reviewed) artikel, niet aan één auteur toe te wijzen,
ongeacht het paradigma
  1. Bruins B, J. Kamerstukken II, 2018–2019, 33 826, nr. 28. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Den Haag, Nederland, 2019.
  2. Bruins BJ. Tweede Kamer der Staten Generaal – Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2018-2019, nr 1422. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Medische Zorg. Den Haag, Nederland, 2019.
  3. Bruins BJ. Tweede Kamer der Staten Generaal – Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2018-2019, nr 2281. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Medische Zorg. Den Haag, Nederland, 2019.
  4. Bruins BJ. Tweede Kamer der Staten Generaal – Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2018-2019, nr 3110. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Medische Zorg. Den Haag, Nederland, 2019.
  5. Bruning MR, Bolscher KGA. Juridische analyse van de procespositie en het hoorrecht van minderjarigen. In: Bruning MR, Smeets DJH, Bolscher KGA, Peper JS, Boer Rd, redactie. Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie: Het hoorrecht en de procespositie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken. Meijers-reeks. Nijmegen, Nederland: Wolf Legal Publishers; 2020. p. 23-122. ISBN: 9789462405547
  6. Committee against Torture. List of issues prior to submission of the seventh periodic report of the Netherlands*. Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, 6 january 2022. ISBN CAT/C/NLD/QPR/8.
  7. Committee against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment. Concluding observations on the seventh periodic report of the Netherlands*. CAT/C/NLD/CO/7. United Nations, 18 december 2018.
  8. Committee on the Rights of the Child. Concluding observations on the fourth periodic report of the Netherlands*. CRC/C/NDL/CO/4. United Nations, 8 june 2015.
  9. Committee on the Rights of the Child. Concluding observations on the the combined fifth and sixth periodic reports of the Netherlands*. CRC/V/NLD/CO/5-6. United Nations, 11 february 2022.
  10. Devernay M, Ecosse E, Coste J, Carel J-C. Determinants of medical care for young women with Turner syndrome. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism. 2009;94(9):3408-3413. https://doi.org/10.1210/jc.2009-0495
  11. DSDNet. Memorandum of Understanding for the implementation of a European Concerted Research Action designated as COST Action BM1303: A systematic elucidation of differences of sex development (DSDnet). 2013. URL: http://www.dsdnet.eu/downloads.html?file=files/downloads/BM1303_Memorandum_of_Understanding.pdf.
  12. Grapperhaus FBJ. Kamerstukken II 2018–2019 35080, nr. 3 – Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen)t – Memorie van toelichting. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Den Haag, Nederland, 2019.
  13. Helder C, van Ooijen M. Kamerstukken II 2022–2023 24170, nr. 284 – brief van de minister voor langdurige zorg en sport en de staatssecretaris van volksgezondheid, welzijn en sport. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Den Haag, Nederland, 2023.
  14. Hughes IA, Houk C, Ahmed SF, Lee PA, Lwpes Consensus Group, Espe Consensus Group. Consensus statement on management of intersex disorders. Arch Dis Child. 2006;91(7):554-563. https://doi.org/10.1136/adc.2006.098319
  15. Köhler B, Jürgensen M, Kleinemeier E, Thyen U. Psychosexual Development in Individuals with Disorders of Sex Development. In: Kreukels BP, Steensma TD, De Vries AL, redactie. Gender Dysphoria and Disorders of Sex Development: Progress in Care and Knowledge. New York, NY, USA: Springer; 2014. p. 115-134. ISBN: 978-1-4614-7441-8 https://doi.org/10.1007/978-1-4614-7441-8_6
  16. Krege S, Eckoldt F, Richter-Unruh A, Köhler B, Leuschner I, Mentzel HJ, et al. Variations of sex development: The first German interdisciplinary consensus paper. J Pediatr Urol. 2019;15(2):114-123. https://doi.org/10.1016/j.jpurol.2018.10.008
  17. Lee PA, Houk CP, Ahmed SF, Hughes IA. Consensus statement on management of intersex disorders. Pediatrics. 2006;118(2):e488-e500. https://doi.org/10.1542/peds.2006-0738
  18. Manne K. Down Girl: The Logic of Misogyny. New York, NY, USA: Oxford University Press; 2018. ISBN: 978–0–19–060498–1
  19. McGlynn C, Westmarland N. Kaleidoscopic Justice: Sexual Violence and Victim-Survivors’ Perceptions of Justice. Social & Legal Studies. 2018;28(2):179-201. https://doi.org/10.1177/0964663918761200
  20. Raad van Bestuur van het Radboudumc. Klachtenregeling Radboud Universitair Medisch Centrum/ 1 januari 2020. Nijmegen, Nederland: Radboudumc; 2019. URL: https://www.radboudumc.nl/getmedia/5dd182ca-68cb-4330-b009-2f67d4581fee/018-definitieve-klachtenregeling-1-1-2020.pdf.aspx.
  21. Sandberg K. Intersex Children and the UN Convention on the Rights of the Child. In: Scherpe J, Dutta A, Helms T, redactie. The Legal Status of Intersex Persons. Cambridge, UK: Intersentia; 2018. p. 515-535. https://doi.org/10.1017/9781780687704.029
  22. Suhr VV. Rainbow Jurisdiction at the International Criminal Court: Protection of Sexual and Gender Minorities Under the Rome Statute. International Criminal Justice Series, Werle G, Vormbaum M, reeksredactie. The Hague, The Netherlands: Asser Press / Springer-Verlag; 2022. ISBN: 978-94-6265-483-9 https://doi.org/10.1007/978-94-6265-483-9
  23. Temkin J, Krahé B. Sexual Assault and the Justice Gap: A Question of Attitude. Oxford, UK: Hart Publishing; 2008. ISBN: 978-1-84113-670-7
  24. Ulman SE. Talking About Sexual Assault: Society’s Response to Survivors. Psychology of Women Book Series. Washington, DC, USA: American Psychological Association; 2010. ISBN: 978-1-4338-0742-8
  25. Wood D, Baird A, Carmignani L, De Win G, Hoebeke P, Holmdahl G, et al. Lifelong Congenital Urology: The Challenges for Patients and Surgeons. European urology. 2019;75(6):1001-1007. https://doi.org/10.1016/j.eururo.2019.03.019
  26. Yeşilgöz-Zegerius D. Antwoord op vragen van het lid Mutluer over de bescherming van LHBTI+’ers. Ministerie van Justitie & Veiligheid. Den Haag, 2022.