HOOFDSTUK 101
Tevredenheid is moeilijk te meten (en zegt niets) (2)
In 100100: Tevredenheidsonderzoek schetst een te positief beeld en tevredenheid is geen legitimering voor nnmb’s.Het is een misvatting dat de meeste kinderen tevreden terugkijken op een genitale operatie. is al gezegd dat de tevredenheid van mensen die een nnmb hebben ondergaan moeilijk of helemaal niet te meten is. Daar is gekeken naar statistische zwakheden in het ontwerp van het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de vraag of de patiënten in staat zijn op die eenvoudig lijkende vraag: ‘ben je tevreden met het effect van de medische behandeling’.
Op basis van onderzoek onder hun patiënten zeggen gezondheidswerkers dat nnmb’s moeten kunnen worden uitgevoerd omdat volwassenen in onderzoeken zeggen dat zij tevreden1Hier wordt ‘tevreden’ gebruikt, maar de formuleringen van de vragen over de timing van operaties varieerden aanzienlijk; de meeste vragen richtten zich op meningen over de juiste timing van dergelijke operaties in het algemeen of op meningen over de juiste timing van de operatie van de patiënten zelf. In plaats van tevreden kan daarom evengoed worden gelezen dat de respondenten blij zijn of dat ze vinden dat een operatie nu eenmaal hoort bij hun diagnose. Voor nieuw onderzoek zou het interessant zijn te vragen naar wat er volgens de respondent zou zijn gebeurd zonder nnmb, bijvoorbeeld in relatie tot hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit (zie ook 2020: Ook intersekse mensen hebben een seksuele oriëntatie en een genderidentiteit & -genderexpressie.Het is een misvatting dat intersekse niets te maken heeft met seksualiteit en genderidentiteit.). zijn dat zij op jonge leeftijd zijn geopereerd[8 , 36 , 53 , 66]. 2Het klinkt wellicht een beetje flauw, maar het is beslist een overweging waard: als gezondheidswerkers er echt van overtuigd zijn dat hun patiënten tevreden zijn en dat een verbod veel patiënten tekort zou doen, zouden ze toch ook niet bang hoeven te zijn voor een Wettelijke Regulering? In de voorgestelde Wettelijke Regulering (zie 152152: NNID vraagt een wettelijke regulering van geslachtsbevestigende behandelingen voor intersekse personen, geen algemeen verbod op geslachtsbevestigende behandelingen.Het is een misvatting dat de interseksebeweging een verbod wil op normaliserende behandelingen.) blijven operaties op heel jonge kinderen mogelijk en een tevreden patiënt zal geen behoefte hebben om een arts later aan te klagen. Als artsen toch tegen een Wettelijke Regulering zijn, dan kan dat niet anders worden geïnterpreteerd dan dat zij twijfelen aan hun eigen tevredenheidsonderzoeken. 3Veel van dit soort onderzoeken gaat over een kleine groep die via zelfselectie geworven is onder leden van een patiëntenorganisatie, bijvoorbeeld Cares. Cares is een vereniging voor ouders met een kind met AGS/CAH, die zich sterk inzet om de beslissing tot een nnmb door ouders te laten nemen. Anders dan de titels vaak doen vermoeden, is er ondanks de selectiebias een groep patiënten die op zijn minst niet tegen een verbod is[27]. 4Er is ook onderzoek gedaan naar ouders/verzorgers: 61,8 procent van deze groep heeft geen spijt, terwijl 38,2 procent van de ouders/verzorgers enige tot ernstige spijt heeft van de beslissing. Veel, maar niet alle, families meldden dat deze spijt te maken had met chirurgische besluitvorming. De onderzoekers concluderen dat er behoefte is aan verbetering van gedeelde besluitvormingsprocessen.[18] 5Dit wil natuurlijk nog niet zeggen dat het in orde is om intersekse kinderen een nnmb te laten ondergaan. Op het platteland van Egypte vindt 60,3% van de vrouwen dat meisjesbesnijdenis moet blijven bestaan [57] en in Mali zelfs 73 procent van de vrouwen en meisjes tussen de 15 en 49 jaar[43], maar toch is de besnijdenis van meisjes een ernstige mensenrechtenschending. 6Nadrukkelijk wordt hier gezegd ‘onder hun patiënten’ omdat onderzoek dat buiten een DSD-omgeving wordt uitgevoerd andere resultaten laat zien [39].
Deze publicaties zijn niet in overeenstemming met wat Peter Lee en Christopher Houk, auteurs van de Chicago Consensus Statement, in 2010 schreven (al ging het toen over de klachten van intersekse-activisten):
Verder is het mogelijk, zoals in andere situaties van vroege kinderjaren is opgemerkt (en hieronder geïllustreerd wordt), dat de patiënten zich de details, de timing, of de volgorde van de beslissingen niet echt herinneren, hun persoonlijke ervaringen verwarren met die van anderen, en gewoonweg de kennis of het begrip missen voor de redenen van de beslissingen over de behandeling die hen troffen. Dergelijke herinneringsvooringenomenheid kan leiden tot chronische wrok, die uiteindelijk de levenslange aanpassing kan belemmeren. [38]
Vóór de Chicago Consensus Statement
Los van deze opmerkelijke standpuntwijziging, werden mensen die nu volwassen zijn, geopereerd vóór 2006, dus in de periode dat de aanbevelingen van de Chicago Consensus Statement nog niet gepubliceerd waren.
Aan deze volwassenen vragen of hun vroege ‘normaliserende’ behandeling goed was, betekent dat de antwoorden gebaseerd zijn op de communicatie over geheimhouding en schaamte zoals die in het tijdperk van het optimal gender policy gebruikelijk was. Ouders en kinderen zijn in die tijd voorzien van onjuiste informatie over zowel noodzaak als voor- en nadelen van een nnmb zoals deze in de (ook in de Chicago Consensus Statement aangehaalde) publicatie van de American Academy of Pediatrics uit 1996 worden opgesomd. 7Bijvoorbeeld: “Onderzoek bij kinderen met ambigue genitaliën heeft aangetoond dat seksuele identiteit een functie is van sociaal leren door differentiële reacties van meerdere individuen in de omgeving. Zo kunnen kinderen van wie het genetisch geslacht niet goed in de uiterlijke genitaliën tot uitdrukking komt (d.w.z. hermafroditisme) met succes als lid van een van beide geslachten opgevoed worden als het proces voor de leeftijd van 2,5 jaar begint. Het seksuele lichaamsbeeld van een persoon is dus grotendeels een functie van socialisatie.”[4]. Dit is inmiddels een bewezen onjuiste aanname, maar wordt nog steeds aangevoerd (bijvoorbeeld in de Chicago Consensus Statement) als rechtvaardiging voor vroege chirurgie. Ook andere redenen die genoemd worden in de publicatie uit 1996 zijn inmiddels achterhaald (bijvoorbeeld de te optimistische blik op de gevolgen van anesthesie – zie ook 5555: Operaties op jonge kinderen hebben ernstige gevolgen en zijn daarom onethisch als ze hadden kunnen worden uitgesteld.Het is een misvatting dat jong opereren geen nadelen heeft.) of nooit bewezen (bijvoorbeeld de gedachte dat na een nnmb de familie geen last meer heeft van “the child’s ‘defective’ status”. (zie ook 6060: Geslachtsbevestigende operaties resulteren niet in ‘normale’ genitaliën.Het is een misvatting dat operaties ‘normale’ genitaliën opleveren. en 6363: Intersekse is geen medische conditie die genezen moet worden.Het is een misvatting dat een kind na een nnmb niet meer intersekse is.). In 5454: Argumenten van anderen dan de patiënt zelf mogen niet leiden tot een geslachtsbevestigende behandeling.Het is een misvatting dat jong opereren grote voordelen heeft (en andere argumenten voor vroege chirurgie). wordt ingegaan op de argumenten die doorgaans voor vroege chirurgie worden genoemd terwijl in 5555: Operaties op jonge kinderen hebben ernstige gevolgen en zijn daarom onethisch als ze hadden kunnen worden uitgesteld.Het is een misvatting dat jong opereren geen nadelen heeft. wordt ingegaan op de nadelen. Dit heeft tot gevolg dat onderzoek onder volwassenen, op zijn zachtst gezegd, beïnvloed is door hetgeen de deelnemers en hun ouders verteld is en daarom niet maatgevend is voor de situatie ná 2006.
Andere oorzaken van vertekening
Daarnaast zijn er diverse andere redenen waarom aan kinderen (of volwassenen) niet rechtstreeks gevraagd kan worden of zij voor of tegen een behandeling zijn die zij op initiatief van hun ouders (en/of artsen) ondergaan hebben en waarbij zij zich wel of niet8Als zij zich niet bewust zijn dat de behandeling onderwerp is van een ethische discussie, zijn zij onvoldoende geïnformeerd om een keuze te kunnen maken. Als zij zich wel bewust zijn van de ethische discussie, zal rekening moeten gehouden met de problemen die verderop in dit hoofdstuk aan de orde komen. bewust zijn dat die vraag gesteld wordt omdat de behandeling onderwerp van een ethische discussie is.
Afgezien van de selectiebias (zie o.a. 8888: Onderzoekers hebben toegang tot slechts een beperkt deel van de interseksegemeenschap.Het is een misvatting dat onderzoekers toegang hebben tot de interseksegemeenschap. en 8989: Patiëntenpopulaties leiden tot een grote selectiebias waardoor onderzoeksresultaten niet generaliseerbaar zijn.Het is een misvatting dat onderzoekspopulaties probleemloos uit patiëntenpopulaties kunnen worden geselecteerd.) die de eerder geciteerde onderzoeken gemeenschappelijk hebben, is het dus de vraag of het mogelijk is om dit te onderzoeken met de eenvoudige vragen of stellingen. 9De combinatie van een selectiebias, zelfrapportage en het geven van sociaalwenselijke antwoorden is het eerste voorbeeld dat Darrell Huff gebruikt in de klassieker How to lie with statistics: onderzoek onder Yale-studenten die in 1924 hun studie waren gestart stelt dat de studenten in 1950 een gemiddeld inkomen van US$ 25.111 (omgerekend naar nu ongeveer 500.000 dollar) hadden- ook voor Yale is dat een erg hoog gemiddeld inkomen en Huff laat zien dat de uitkomst van het onderzoek zo hoog is omdat a) omdat juist mensen die minder geld verdienen onvindbaar zijn geworden voor de universiteit, b) niet bekend is wat het inkomen is van de mensen die wel waren uitgenodigd, maar niet hebben meegedaan aan het onderzoek, en c) mensen de neiging hebben de situatie beter voor te doen dan de werkelijkheid toelaat[73]. Voor wie door de medische bomen het statistische bos niet meer ziet, is How to lie with statistics een aanrader, mits gevolgd door een boek dat aantoont dat niet alle statistiek misinformatie is. 10De stellingen in het dsd-LIFE onderzoek die beoordeeld moesten worden op een vijf-item Likertschaal, luidden:
1) “Any decision about these surgical procedures should be postponed until the affected person reaches the age of legal responsibility”,
2) “Vaginoplasty (surgical construction of a vagina) in adolescence or adulthood with patient’s consent is better than before 6 months of age (in infancy)”,
3) “Reduction of an enlarged clitoris is necessary in girls”,
4) “Hypospadias repair with patient’s consent is better than before 2 years of age (infancy)”,
5) “I think I would have been better off without any of the surgeries performed in my childhood/adolescence”. [8]
Afgezien van de onderzoekstechnische problemen die in 1010: Intersekse is geen ‘derde sekse’.Het is een misvatting dat intersekse een derde sekse is. worden besproken, is het problematisch dat de stellingen en de volgorde daarvan een situatie lijken te schetsen die niet wordt nagestreefd door personen en instanties die tegen nnmb’s zijn. Er wordt, bijvoorbeeld, gesuggereerd dat altijd gewacht moet worden tot ‘the age of legal responsibility’, een term die vooral aan het strafrecht verbonden is en internationaal varieert van 10 tot 21 jaar. In Europa zal deze term vooral worden begrepen als ‘volwassen’ of 18 tot 21 jaar. Zolang wachten is niet noodzakelijk (zie 6868: Kinderen hoeven voor een geslachtsbevestigende behandeling niet te wachten tot zij 18 jaar zijn.Het is een misvatting dat kinderen voortaan moeten wachten tot ze 18 jaar zijn voordat ze een geslachtsbevestigende behandeling kunnen ondergaan. en 152152: NNID vraagt een wettelijke regulering van geslachtsbevestigende behandelingen voor intersekse personen, geen algemeen verbod op geslachtsbevestigende behandelingen.Het is een misvatting dat de interseksebeweging een verbod wil op normaliserende behandelingen.) – het criterium laat zich in het kort het best beschrijven als cognitieve rijpheid of mentale rijpheid. Ook is het onwaarschijnlijk dat gezondheidswerkers die zelf nnmb’s uitvoeren, of daarbij betrokken zijn, in staat zijn dit onderzoek uit te voeren.
Gevolg van deze vertekeningen
Als in een onderzoek naar de vraag of kinderen het eens zijn met hun vroege ‘normaliserende’ behandeling geen rekening wordt gehouden met de invloed van
- lost to follow-up MNAR,
- de survivorship bias,
- de social desirablity bias,
- de disconfirmation bias,
- de confirmation bias,
- het adaptive preference-effect,
- de choice-supportive bias,
- de factor tijd,
- het circulair beredeneren van de argumenten,
- de loyaliteit naar de ouders (in-group bias),
- groepseffecten, en
- schaamte en schuldgevoelens
zal een zeer lage p-waarde29De p-waarde is ook om een andere reden te wantrouwen: variabiliteit van populaties heeft een groot effect op de p-waarde[75] en bij zeldzame gebeurtenissen, waarbij weinig gegevens beschikbaar zijn, mag niet zonder meer worden aangenomen dat er sprake is van een gaussiaanse normaalverdeling[19 , 70]. Als de statistische methodes gebruik maken van niet-gevalideerde echte data, kan het percentage vals-positief bevindingen sterk afwijken van de werkelijke waarde[24 , 40]. Bij steekproefgrootte boven de 10.000 zal de p-waarde naar nul naderen, zonder dat daar statistische conclusies uit kunnen worden getrokken[82]. Onderzoekers hebben de neiging de p-waarde onjuist af te ronden, waardoor bij grafische weergave van de p-waarden in een groot aantal onderzoeken een opmerkelijke ‘bult’ ontstaat van waarden die net iets lager zijn dan 0,05 (de grenswaarde voor ‘statistisch significant’)[30]. De grenswaarde van 0,05 voor ‘statistisch significant’ is niet meer dan een ooit gemaakte willekeurige keuze die bovendien vaak slecht wordt toegepast en waarover statistici al jaren discussiëren [29]. De Grieks-Amerikaanse arts en statisticus John P. A. Ioannidis komt zelfs tot de conclusie dat door onjuist toegepaste statistische methoden het meeste medische onderzoek onbruikbaar is [7 , 28 , 51]. Inmiddels heeft een groep wetenschappers opgeroepen de grens voor statistische significatie bij nieuwe ontdekkingen te verscherpen naar 0,005 [51]. Maar ook dat leidt niet per se tot verbetering: met een zeer sterke p-waarde van 0,008 is aangetoond dat ooievaars baby’s [51] [5]brengen [23]. Een groep van ruim 800 wetenschappers wil dat de opmerking ‘niet statistisch significant’ zelfs helemaal wordt geschrapt [37]. Weer een andere groep wetenschappers denkt dat het tijd is om een alternatief voor de p-waarde te vinden[20]. Een vierde standpunt is dat veel wetenschappers de p-waarde verkeerd gebruiken en daarom bijgeschoold moeten worden waarna de p-waarde weer bruikbaar wordt [14]. Het doel van de laatste vier genoemde publicaties is feitelijk hetzelfde: een einde maken aan gehypte beweringen en aan het verwerpen van mogelijk cruciale effecten. alleen 30Het woord ‘alleen’ is niet helemaal juist; wie geen rekening houdt met de genoemde vertekeningen, moet bij zichzelf te rade gaan of er geen sprake is van nóg een bias: de observer bias waarbij handelingen van de onderzoeker bewust of onbewust de onderzoeksresultaten beïnvloeden. bewijzen dat de antwoorden overeenkomen met wat de onderzoeker verwachtte – niet dat op die antwoorden kan worden vertrouwd.
Nog even terug naar Lee en Houk
Aan het begin van dit hoofdstuk werden de DSD-artsen Lee en Houk geciteerd die in 2010 schreven dat kinderen ‘valse herinneringen’ kunnen hebben. Het is heel goed mogelijk dat zij gelijk hebben.31Daarom baseren de intersekseorganisaties hun argumenten niet op de herinneringen van tientallen jaren geleden, maar op wat er nu nog steeds in ziekenhuizen gebeurt.
In 1996 publiceerden de Nederlandse psychologen Crombag, Wagenaar en van Koppen de resultaten van een verrassend eenvoudig, maar om zijn uitkomsten baanbrekend onderzoek. Naar aanleiding van de Bijlmerramp 32In 1992 vloog een Boeing 747 van El Al in Amsterdam Bijlmer tegen een flat van elf verdiepingen, een deel van de flat stortte in en er werd gevreesd voor 200 doden – uiteindelijk bleek dat er 43 doden waren. De crash kreeg onmiddellijk veel media-aandacht., zei meer dan zestig procent van de proefpersonen dat ze de crash op televisie hadden gezien, hoewel er geen televisiebeelden bestaat. Het onderzoek toont aan dat het in een werkelijke situatie betrekkelijk gemakkelijk is om redelijk intelligente volwassenen te laten geloven dat ze getuige zijn geweest van iets dat ze in werkelijkheid niet zelf gezien hebben, maar alleen van anderen verslagen over gehoord hebben, en om ze over bepaalde details van de gebeurtenis te laten rapporteren. [15]
Ook van de moord op Pim Fortuyn, het auto-ongeluk van prinses Diana, en het zinken van de veerboot Estonia herinneren mensen zich filmbeelden die nooit gemaakt zijn[31]. Crombag et al. waren de eersten die dit effect in een werkelijke situatie aantoonden, maar het bewust of onbewust plaatsen van onjuiste informatie in een herinnering (misinformatie effect) en onjuiste herinneringen die in de loop van de tijd vanzelf zijn ontstaan (valse herinneringen) zijn al sinds de jaren 1970 breed onderzocht[42].
De voorbeelden hierboven laten zien dat het erg moeilijk is om intersekse mensen te vragen of hun vroege ‘normaliserende’ behandeling goed was. De kans dat zij beïnvloed zijn door hun ouders of door gezondheidswerkers is groot en de kans dat zij over voldoende informatie beschikken om zelfstandig een oordeel te kunnen geven, vrij van anderen, is klein. In hoeverre hun antwoord beïnvloed worden, is afhankelijk van de manier waarop de vraag gesteld wordt.33Bijvoorbeeld de vragen over niet bestaand beeldmateriaal van de moord op Pim Fortuyn:
Heb je de amateurfilm van de Fortuyn schietpartij gezien? (suggestieve vraag – 63% zegt ‘ja’),
Heb je de amateurfilm gezien van het moment dat Fortuyn werd neergeschoten door Volkert van der G.? (Specifieke hoog-suggestieve vraag – 30% zegt ‘ja’),
Heb je een amateurfilm gezien van het moment dat Fortuyn door Volkert van der G. werd neergeschoten? (Laag-suggestieve vraag – 30% zegt ‘ja’),
Herinnert u zich of er een film was van het moment dat Fortuyn werd neergeschoten door Volkert van der G.? (Niet-suggestieve, open vraag – 27% zegt “ja’). [71].
Mensen zijn gevoeliger voor een valse herinnering als die plausibel is en past bij de bestaande herinneringen in het geheugen[62]. Het is aannemelijk dat niemand immuun is voor valse herinneringen[61].
Daarmee komen we terug bij wat wordt beschreven onder het kopje Vertekening die het gevolg is van de onderzoekspopulatie, eerder in dit hoofdstuk:
Met de vraag aan een intersekse persoon of een ondergane vroege ‘normaliserende’ behandeling goed was of niet, wordt gevraagd naar een ervaring die geen (bewust) doorleefde ervaring is. Het kind kan de situatie voor en na de operatie niet vergelijken en heeft ook geen inzicht in de mogelijke gevolgen van een alternatieve aanpak. Voor een antwoord moet dan worden geput uit wat anderen over de ervaring hebben verteld.
Dus ja, Lee en Houk hadden gelijk. Als mensen (kind of volwassenen) gevraagd wordt of een ondergane vroege ‘normaliserende’ behandeling goed was of niet, zullen ze een antwoord geven en ze zullen zeker weten dat de keuze beter was voor hun geluk, of juist niet. Ze zullen ervan overtuigd zijn dat dit echt hun mening is. Maar de kans is meer dan levensgroot dat het de mening van een ander is.34Behalve door valse herinneringen en het misinformatie effect, wordt het geheugen van mensen ook beïnvloed doordat ‘de tijd alle wonden heelt’. De invloed van negatieve autobiografische herinneringen vervaagt sneller dan de invloed van positieve autobiografische herinneringen – dit staat bekend als fading affect bias en is mogelijk bedoeld om mensen aan te zetten tot positief en actiegericht gedrag, zodat ze uitdagingen in het leven beter aankunnen[80]. Dit betekent dat wat mensen zich wél zelf herinneren positiever zal zijn dan de werkelijkheid[81]. 35 Dat mensen zich zaken niet (correct) kunnen herinneren betekent niet dat een gebeurtenis geen effect op hun geest en lichaam kan hebben[35]. Zie ook 5555: Operaties op jonge kinderen hebben ernstige gevolgen en zijn daarom onethisch als ze hadden kunnen worden uitgesteld.Het is een misvatting dat jong opereren geen nadelen heeft., 6161: Nnmb’s kunnen ernstige negatieve gevolgen voor het kind hebben.Het is een misvatting dat nnmb’s geen negatieve gevolgen hebben voor het kind., en 100100: Tevredenheidsonderzoek schetst een te positief beeld en tevredenheid is geen legitimering voor nnmb’s.Het is een misvatting dat de meeste kinderen tevreden terugkijken op een genitale operatie.
Dat wil niet zeggen dat er geen antwoord bestaat op de vraag of een vroege ‘normaliserende’ behandeling goed is of niet; de genoemde vertekeningen maken het in de praktijk onmogelijk het antwoord te achterhalen.
Kunnen ouders het antwoord geven?
Ouders zijn niet zonder vooroordeel. In recent onderzoek onder zestien ouders van een dochter met AGS/CAH werd vastgesteld dat:
- sommige ouders zich eerst geen zorgen maakten over de uitwendige genitaliën van hun kind;
- clitorale chirurgie in het algemeen werd beschouwd als een gemakkelijk beschikbare en natuurlijke reactie op het lichamelijke verschil van het kind;
- de ouders inzagen dat er enig risico zou zijn, maar zij zagen ook verschillende voordelen; en
- er een gebrek was aan ethische overwegingen toen de ouders de verschillende effecten van de operatie achteraf evalueerden. [3]
Na analyse concludeerden de onderzoekers dat ouders van meisjes met CAH mogelijk geen psychologisch en ethisch geïnformeerde begeleiding hebben gekregen en daarom geen kritische afweging konden maken voordat ze toestemming gaven voor een genitale operatie. [3]
De visie van de ouders is gebaseerd op de informatie die zij voor de nnmb hebben ontvangen en is daarom niet geschikt om de schijnbaar eenvoudige vraag te beantwoorden of de vroege ‘normaliserende’ behandeling van hun kind goed was.
Het nut van dergelijk onderzoek
Zelfs als dergelijk onderzoek wél zou kunnen worden uitgevoerd onder intersekse kinderen en intersekse volwassenen, is het maar de vraag wat het nut of de betekenis ervan is.
‘Normaliserende’ behandelingen dienen geen medisch doel en zijn nauw verbonden met traditionele en culturele normen. Zij worden ingegeven door sociale waarden en zijn niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (zie ook 7777: Nnmb’s zijn gebaseerd op meningen, niet op wetenschappelijk bewijs.Het is een misvatting dat artsen bij gebrek aan EBM op hun ervaring mogen vertrouwen.). Om die redenen is het zowel ethisch onjuist als onderzoek-technisch niet zinvol om mensen te vragen naar de wenselijkheid van de operaties die zij hebben ondergaan of naar het tijdstip waarop die operaties het best kunnen worden ondergaan.
Maar zelfs als dergelijk onderzoek succesvol zou kunnen worden uitgevoerd, wordt eerder het tegenovergestelde bewezen van wat gezondheidswerkers denken. Als, bij wijze van spreken, tachtig procent van de deelnemers aan het onderzoek (heel) tevreden is met nnmb’s, is er een groep van 20 procent die niet (heel) tevreden is. Zelfs als maar vijf procent van de deelnemers heel ontevreden is, is dat een teken dat met geslachtsbevestigende behandelingen gewacht moet worden tot het kind oud genoeg is om zelf vrije en volledig geïnformeerde toestemming te geven (zie 137137: Tevredenheid is geen maatstaf voor het mogen schenden van rechten (zo die tevredenheid al meetbaar is).Het is een misvatting dat nnmb’s zijn toegestaan als 95% van de patiënten tevreden is. voor een uitwerking van deze stelling).
Het doel van dergelijk onderzoek
Als een eenvoudig lijkende vraag zoveel ontologische, epistemologische en methodologische valkuilen oplevert heeft en het nut betwijfeld kan worden, moet de vraag ‘waarom?’ worden gesteld. Het antwoord is minder eenvoudig dan ‘omdat gezondheidswerkers willen laten zien dat hun patiënten tevreden zijn’.
In zijn boek De magie van genezing laat de Leidse hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does zien dat behandelingen waarvoor het wetenschappelijk bewijs ontbreekt een ongekende populariteit kunnen krijgen als de ‘patiënten’ er maar in willen geloven. Behandelaars interpreteren die ‘erkenning’ als ‘bewijs’ dat hun ideeën kloppen. Dergelijke behandelaars letten meer op wat ze zouden willen dat een behandeling doet, dan dat ze naar de feiten kijken. Van der Does zegt daarover:
Na veertien hoofdstukken met, in onze moderne ogen, naïeve pogingen tot behandeling, sprongen in het duister, exploitatie van kwetsbare mensen, blinde vlekken en dubieuze wetenschapsbeoefening is het ontnuchterend om te constateren hoeveel schade aangericht kan worden door professionals die het beste met de medemens voorhebben en die een eed hebben afgelegd om het principe van primum non nocere te volgen (‘allereerst, geen schade toebrengen’). Geconfronteerd met ernstig lijden is de verleiding groot om toch maar iets te proberen en bij schijnbaar succes kan persoonlijke ambitie blind maken voor feiten, inclusief feiten die nadrukkelijk wijzen op schaduwkanten van het probeersel. [16]
Als een behandeling succesvol is, meetbaar en bewezen succesvol, hoeft aan intersekse mensen niet gevraagd te worden of de timing van hun vroege ‘normaliserende’ behandeling goed is – maar dat bewijs ontbreekt (zie 5757: Nnmb’s hebben een experimenteel karakter en zijn daarom geen normale medische behandelingen.Het is een misvatting dat nnmb’s medische behandelingen zijn.). Het tegenovergestelde is het geval, er is steeds meer bewijs dat nnmb’s nadelige gevolgen hebben (zie 100100: Tevredenheidsonderzoek schetst een te positief beeld en tevredenheid is geen legitimering voor nnmb’s.Het is een misvatting dat de meeste kinderen tevreden terugkijken op een genitale operatie. en ook 5454: Argumenten van anderen dan de patiënt zelf mogen niet leiden tot een geslachtsbevestigende behandeling.Het is een misvatting dat jong opereren grote voordelen heeft (en andere argumenten voor vroege chirurgie). en 5555: Operaties op jonge kinderen hebben ernstige gevolgen en zijn daarom onethisch als ze hadden kunnen worden uitgesteld.Het is een misvatting dat jong opereren geen nadelen heeft.). Door toch een onbeantwoordbare vraag aan kinderen en volwassen te stellen, negeren zij de feiten. Dit proces wordt door Van der Does verwoord via een citaat van de Britse filosoof Bertrand Russell:
Als je iets bestudeert of een filosofie overweegt, vraag jezelf dan alleen af ‘Wat zijn de feiten en wat is de waarheid die de feiten bevestigen? Laat je nooit afleiden, noch door wat je wilt geloven, noch door wat je denkt dat gunstige sociale effecten zou hebben, als het geloofd werd. Kijk alleen en uitsluitend naar: Wat zijn de feiten? 36Bertrand Russel in een interview voor BBC en CBC in 1952. LINK
Standpunt NNID
Door het grote aantal vertekeningen is tevredenheidsonderzoek wetenschappelijk zeer zwak, zo niet onmogelijk
V1.0 Aan intersekse kinderen vragen of hun vroege ‘normaliserende’ behandeling goed was, is ethisch onjuist en onwetenschappelijk..
Wat mensen zeggen
Niet echt herinneren
Verder is het mogelijk, zoals in andere situaties van vroege kinderjaren is opgemerkt (en hieronder geïllustreerd wordt), dat de patiënten zich de details, de timing, of de volgorde van de beslissingen niet echt herinneren, hun persoonlijke ervaringen verwarren met die van anderen, en gewoonweg de kennis of het begrip missen voor de redenen van de beslissingen over de behandeling die hen troffen. Dergelijke herinneringsvooringenomenheid kan leiden tot chronische wrok, die uiteindelijk de levenslange aanpassing kan belemmeren.[a]
— Peter Lee & Christopher Houk – 2010
Zie ook de citaten bij hoofdstuk 100100: Tevredenheidsonderzoek schetst een te positief beeld en tevredenheid is geen legitimering voor nnmb’s.Het is een misvatting dat de meeste kinderen tevreden terugkijken op een genitale operatie..