MISVATTINGEN#47DSD is geen duidelijke diagnose

  1. Intersekse geen keuze: Intersekse personen zijn zo geboren, onafhankelijk van een medische diagnose. Intersekse is geen keuze en kan niet ‘verkregen’ worden door een DSD-diagnose.
  2. DSD geen duidelijke diagnose: DSD is geen eenduidige diagnose maar een verzameling van syndromen en symptomen. Genetische bevestiging van DSD is vaak niet mogelijk, waardoor DSD als sociale constructie wordt gezien.
  3. Medische classificatie en individuele behandeling: De roep om geïndividualiseerde behandelingen benadrukt de beperkingen van medische classificaties voor DSD, en wijst op willekeur binnen deze classificatie.
  4. Veranderend medisch taalgebruik: Er is een verschuiving in hoe onderzoekers DSD benaderen, van een paraplubegrip naar een spectrum, wat de complexiteit binnen de aandoeningen erkent.
  5. Pathologisering door DSD: De introductie van DSD heeft bijgedragen aan het pathologiseren van intersekse personen, wat leidt tot stigma en discriminatie, in plaats van het verbeteren van hun situatie.


Samengevat met AI en gecontroleerd door een redacteur.

HOOFDSTUK 47

DSD is geen diagnose en intersekse is niet iets waar jezelf voor kiest

Intersekse is geen keuze en DSD is geen duidelijke medische diagnose. Iemand die intersekse is, kan misschien een diagnose krijgen, maar er zijn ook veel intersekse mensen zonder een diagnose.

Intersekse is geen diagnose, je wordt zo geboren

Ten eerste: intersekse is geen keuze en wordt ook niet ‘verkregen’ via een DSD-diagnose. Intersekse mensen zijn intersekse omdat zij aan de definitie van intersekse voldoen, ook als ze geen diagnose met een indrukwekkende naam1De medische visie op intersekse is als de flogiston-theorie. Alle brandbare materialen zouden volgens die theorie flogiston (of phlogiston) bevatten, een substantie zonder kleur, geur, smaak of massa, die de eigenschap van ‘hitte’ in zich zou dragen. De onjuiste theorie werd ooit gezien als de verklaring voor het verbranden/oxideren van stoffen – hoewel de uitgangspunten van die theorie nog steeds bruikbaar zijn (stikstof, koolstofdioxide en, later zuurstof), klopte de theorie over het bestaan van het brand-element flogiston zelf niet. Net zo is wat de medische wetenschap waarneemt meestal niet onjuist, maar kloppen de gevolgtrekkingen niet. In een poging de onjuiste uitgangspunten te verhullen wordt, net als bij de flogiston-theorie gebeurde, de medische kennis over DSD steeds ingewikkelder gemaakt (in de betekenis van het steeds dieper afdalen in het menselijk genoom), zonder dat een betere verklaring van het verschijnsel wordt geboden. hebben.

Diagnose niet altijd mogelijk

Ten tweede: uit onderzoek blijkt dat zelfs bij personen die ook volgens artsen overduidelijk een DSD hebben, het vaak niet mogelijk is de diagnose te bevestigen op basis van genetisch onderzoek[1 , 3 , 4 , 6 , 7 , 16 , 20]. Gemiddeld over de verschillende diagnoses kan in ongeveer 50%[2] tot 59%[11] van de geteste patiënten een moleculair bevestigde diagnose worden gesteld. Bij een moleculair bevestigde diagnose geldt niet perse dat altijd sprake is van dezelfde genetische variatie: voor het androgeenongevoeligheidsyndroom zijn meer dan 1000 variaties op het Androgeen Receptor (AR) gen bekend[5].

DSD is een onduidelijke sociale constructie

Ten derde: het idee dat mensenrechten op dogma’s2Een dogma is een leerstelling die door een religie, ideologie of organisatie als onbetwistbaar wordt beschouwd. gebaseerd zijn en DSD-richtlijnen op evidence based medicine’[18 , 19] is onjuist.  Als al sprake is van een dogma, dan is dat het hardnekkig, en alle tegenbewijs negerend, vasthouden aan medische inzichten over o.a. leeftijd en zelfbeschikking[21] en aan de door veel gezondheidswerkers veronderstelde objectiviteit van de geneeskunde. Hier geldt wat Van Dijk et al. goed hebben verwoord:

 [het] lijkt de onderliggende veronderstelling te zijn dat het stellen van een diagnose een objectieve en strikt medische procedure is, die artsen prachtig zouden kunnen uitvoeren als zij maar over de perfecte kennis zouden beschikken. Naast de conceptuele omissies in deze interpretatie van overdiagnose, is zij ook onwaar: aandoeningen en ziekten zijn niet uitsluitend biologische feiten, maar ook sociale constructies. […] Maatschappelijke actoren zoals overheidsinstanties kunnen hun waarden op het gezondheidssysteem drukken door beleid te maken of prioriteit te geven aan bepaalde ziekten of behandelingen.[10]

DSD is allerminst een duidelijke wetenschappelijke diagnose; het is een sociale constructie bestaande uit een mix van nauwelijks gerelateerde 3De relatie is dat de syndromen allemaal iets te maken hebben met geslachtskenmerken, maar die relatie is zwak omdat de werkelijke problemen die mensen met die diagnoses ondervinden zelden afhankelijk zijn van de geslachtskenmerken. 4Zelfs als de indeling van de DSD-classificatie (zie Tabel 2) wordt aangehouden, blijkt dat de diverse onderzoeken naar DSD-cohorten grote verschillen laten zien in het aantal deelnemers per dsd-categorie [17]. Hierdoor zijn uitkomsten van cohort-onderzoeken moeilijk met elkaar te vergelijken.syndromen, elk met een grote diversiteit aan symptomen die zelden of nooit allemaal bij een patiënt tegelijk voorkomen (variërend van hartklachten tot bijnierproblemen en van groeiproblemen tot botontkalking) en die wél tijdig behandeld moeten worden, maar die weinig tot niets met sekse te maken hebben, en losstaand van de geslachtstoekenning kunnen worden behandeld.5Eenvoudiger gezegd, DSD is net zo’n begrip als ‘de Franse keuken’, met menukaarten die zelfs Franse koks niet altijd begrijpen en gerechten die niets met elkaar te maken hebben.

Ontoereikend

Met de oproep om iedere intersekse persoon (of iemand met een DSD) een geïndividualiseerde behandeling te geven[12 , 13 , 15 , 22] (zie ook 9797: Sekse is, net als gender, een sociale constructie.Het is een misvatting dat sekse niet sociaal geconstrueerd is.) zeggen gezondheidswerkers feitelijk dat het medisch vocabulaire ontoereikend is voor het verklaren van intersekse (of DSD) en dat iedere medische classificatie voor intersekse (of DSD) op willekeur gebaseerd is 6Het ontbreken van een medisch vocabulaire en een zinnige classificatie stond ook aan de wieg van de demedicalisering van homoseksualiteit[9]. 7Het is interessant dat het taalgebruik van onderzoekers aan het veranderen is. In het verleden werd gesuggereerd dat DSD een paraplubegrip voor ‘circa 40 diagnoses’ was. Tegenwoordig wordt DSD regelmatig als een spectrum voorgesteld[14 , 16]. (zie ook 4242: DSD is duidelijk gedefinieerd, maar de voorbeeld-classificatie is, hoewel veel gebruikt, niet volledig..Het is een misvatting dat er meerdere definities van DSD zijn.).

Tabel 2

Tabel 2 Voorbeeld DSD-classificatie uit “Consensus statement on the management of intersex disorders”

Tabel 2 - Voorbeeld DSD-classificatie uit “Consensus statement on the management of intersex disorders”

Standpunt NNID

DSD is een groep nauwelijks gerelateerde diagnoses die beter los van elkaar kunnen worden beschouwd

DSD is een sociale constructie bestaande uit een mix van nauwelijks gerelateerde syndromen, elk met een grote diversiteit aan symptomen die a) zelden of nooit allemaal bij een patiënt tegelijk voorkomen (variërend van hartklachten tot bijnierproblemen en van groeiproblemen tot botontkalking) en die b) wél tijdig behandeld moeten worden, maar die weinig tot niets met sekse te maken hebben, en losstaand van de geslachtstoekenning kunnen worden behandeld. DSD is daarom geen diagnose, en zelfs geen groep gerelateerde diagnoses. 8 In een artikel uit 2009 zeggen de auteurs, zelf vooraanstaande gezondheidswerkers en DSD-onderzoekers, over de DSD-classificatie: “Deze nieuwe terminologie werd aanvankelijk sterk bekritiseerd, vooral door Arabische en Afrikaanse specialisten: lijden aan een ‘stoornis’ terwijl je niet echt ziek bent, wordt in bepaalde culturen niet geaccepteerd, vooral niet als de woorden ‘seks’ of ‘sex development’ erbij betrokken zijn. Bovendien heeft deze classificatie enkele bijkomende beperkingen: de nadruk op het karyotype van de patiënt kan irrelevant zijn voor patiënten, evenals vanuit klinisch oogpunt. De voorgestelde terminologie verwijst niet naar de functionele of pathologische kenmerken van de dysgenetische gonaden en groepeert ook geen patiënten met hetzelfde klinische fenotype. Daarom wordt het niet beschouwd als een nuttig hulpmiddel in de dagelijkse klinische praktijk. [8]”.

Wat mensen zeggen


  • Een beetje onduidelijk geslacht
    En in een heel groot deel van de kinderen die geboren worden met een beetje onduidelijk geslacht vinden we geen oorzaak en noem je het uiteindelijk een ernstige vorm van een hypospadie.[a]
    — Barbara Kortmann, kinderuroloog – 2019

  • DSD’s zijn echt de kinderen die een ambigu genitaal hebben
    Robert de Gier, voorzitter van de werkgroep kinderurologie bij de Nederlandse Vereniging voor Urologie, wil inderdaad hypospadie liever uit het gesprek houden. “DSD’s zijn echt de kinderen die een ambigu genitaal hebben.” Alleen de ernstigste vormen van hypospadie vallen volgens hem onder DSD.[b]
    — Robert de Gier, kinderuroloog – 2023

  • Gewoon een hypospadie
    Op de vraag of werd doorverwezen naar een DSD-team: “Nee, in [ziekenhuis 1] helemaal niet. Daar waren we echt alleen bij de uroloog, want hij had gewoon een hypospadie en dat moest gewoon geopereerd worden. En toen hoorden we inderdaad die anderen, die waren bij een DSD-team en die hadden een psycholoog. Dus toen hebben we zelf contact opgenomen met de psycholoog van [ziekenhuis 2] en daar hebben we toen een gesprek mee gehad. Ja, toen hebben we dus besloten om over te stappen naar [ziekenhuis 2]”.9Later beek dat ‘ziekenhuis 1’ ook een gespecialiseerd DSD-had, maar de uroloog in dat ziekenhuis vond het niet nodig om daarnaar door te verwijzen.[c]
    — Moeder van een kind met XY-DSD – 2020
  1. Kortmann B. Genitale chirurgie bij DSD. “Ik kan niet toveren” (Transcript presentatie).  NVVS Najaarscongress 2019: Geslachtsvaratie en Seksualiteit: voorbij het binaire denken; 29 November 2019; De Reehorst, Ede: Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie; 2019.
  2. Sedee M, Aerts L. Wel of niet ingrijpen in een jong intersekse lichaam? NRC. 17 juni 2023, Pagina 18-21 Sect. NRC Weekend. URL: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/06/16/komt-er-een-verbod-op-operaties-bij-intersekse-kinderen-artsen-maken-zich-zorgen-a4167395#/krant/2023/06/17/#218.
  3. van Lisdonk J, van Ditzhuijzen J, van de Walle R. Het beste voor je kind: Ervaringen van ouders van een kind met een vorm van intersekse/DSD. Utrecht, Nederland: Rutgers, April 2020. Rapport Nr. NL1348MR.
Letterlijk citaat mensenrechtenparadigma
Letterlijk citaat Medisch paradigma
Uitspraak/aanbeveling/citaat mensenrechten institutie of – authoriteit
Citaat van boek  of (peer-reviewed) artikel, niet aan één auteur toe te wijzen,
ongeacht het paradigma
  1. Achermann JC, Domenice S, Bachega TASS, Nishi MY, Mendonca BB. Disorders of sex development: effect of molecular diagnostics. Nature Reviews Endocrinology. 2015;advance online publication. https://doi.org/10.1038/nrendo.2015.69
  2. Ahmed SF, Achermann J, Alderson J, Crouch NS, Elford S, Hughes IA, et al. Society for Endocrinology UK Guidance on the initial evaluation of a suspected difference or disorder of sex development (Revised 2021). Clin Endocrinol (Oxf). 2021;95(6):818-840. https://doi.org/10.1111/cen.14528
  3. Ahmed SF, Alimusina M, Batista RL, Domenice S, Lisboa Gomes N, McGowan R, et al. The Use of Genetics for Reaching a Diagnosis in XY DSD. Sexual Development. 2022. https://doi.org/10.1159/000524881
  4. Arboleda V, Lee H, Sánchez F, Délot E, Sandberg D, Grody W, et al. Targeted massively parallel sequencing provides comprehensive genetic diagnosis for patients with disorders of sex development. Clinical genetics. 2013;83(1):35-43. https://doi.org/10.1111/j.1399-0004.2012.01879.x
  5. Bangalore Krishna K, Kogan BA, Mazur T, Hoebeke P, Bogaert G, Lee PA. Individualized care for patients with intersex (differences of sex development): part 4/5.Considering the Ifs, Whens, and Whats regarding sexual-reproductive system surgery. J Pediatr Urol. 2021;17(3):338-345. https://doi.org/10.1016/j.jpurol.2021.02.011
  6. Baxter RM, Arboleda VA, Lee H, Barseghyan H, Adam MP, Fechner PY, et al. Exome Sequencing for the Diagnosis of 46, XY Disorders of Sex Development. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism. 2014. https://doi.org/10.1210/jc.2014-2605
  7. Callens N. The past, the present, the future: Genital treatment practices in Disorders of Sex Development under scrutiny. Gent, België: Universiteit Gent; 2014. ISBN: 978-90-9028-080-6
  8. Cools M, Looijenga LH, Wolffenbuttel KP, Drop SL. Disorders of sex development: update on the genetic background, terminology and risk for the development of germ cell tumors. World Journal of Pediatrics. 2009;5(2):93-102. https://doi.org/10.1007/s12519-009-0020-7
  9. Coon ER, Quinonez RA, Moyer VA, Schroeder AR. Overdiagnosis: How Our Compulsion for Diagnosis May Be Harming Children. Pediatrics. 2014;134(5):1013-1023. https://doi.org/10.1542/peds.2014-1778
  10. van Dijk W, Faber MJ, Tanke MAC, Jeurissen PPT, Westert GP. Medicalisation and Overdiagnosis: What Society Does to Medicine. International Journal of Health Policy and Management. 2016;5(11):619-622. https://doi.org/10.15171/ijhpm.2016.121
  11. Gomes NL, Batista RL, Nishi MY, Lerário AM, Silva TE, de Moraes Narcizo A, et al. Contribution of Clinical and Genetic Approaches for Diagnosing 209 Index Cases With 46,XY Differences of Sex Development. J Clin Endocrinol Metab. 2022;107(5):e1797-e1806. https://doi.org/10.1210/clinem/dgac064
  12. Houk CP, Baskin LS, Levitsky LL. Management of the infant with atypical genitalia (disorders of sex development), UpToDate [UpToDate]. Waltham, MA, USA: Wolters Kluwer; 2019 [bewerkt 09 January 2019; geraadpleegd 25 August 2019]. URL: https://www.uptodate.com/.
  13. Hughes IA, Nihoul-Fékété C, Thomas B, Cohen-Kettenis PT. Consequences of the ESPE/LWPES guidelines for diagnosis and treatment of disorders of sex development. Best Practice & Research Clinical Endocrinology & Metabolism. 2007;21(3):351-365. https://doi.org/10.1016/j.beem.2007.06.003
  14. Kreukels BPC, van de Grift TC. Gender and Sexuality in Disorders/Differences of Sex Development. In: VanderLaan DP, Wong WI, redactie. Gender and Sexuality Development:Contemporary Theory and Research. Focus on Sexuality Research (FOSR). Cham, Switzerland: Springer; 2022. p. 301-322. ISBN: 978-3-030-84273-4 https://doi.org/10.1007/978-3-030-84273-4_11
  15. Lee PA, Fuqua JS, Houk CP, Kogan BA, Mazur T, Caldamone A. Individualized Care for Patients with Intersex (Disorders/Differences of Sex Development): Part I. J Pediatr Urol. 2020. https://doi.org/10.1016/j.jpurol.2020.02.013
  16. Mallmann MR, Gembruch U. Clinical spectrum of female genital malformations in prenatal diagnosis. Archives of Gynecology and Obstetrics. 2022. https://doi.org/10.1007/s00404-022-06441-3
  17. Man E, Mushtaq I, Barnicoat A, Carmichael P, Hughes CR, Davies K, et al. A Single-Center, Observational Study of 607 Children and Young People Presenting With Differences of Sex Development (DSD). Journal of the Endocrine Society. 2023;7(1):bvac165. https://doi.org/10.1210/jendso/bvac165
  18. Meyer-Bahlburg HFL. 6.27 Dogma-driven legal regulations versus evidence-based clinical guidelines in intersex management. In: Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, redactie. 66th Annual Meeting of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry; 14-19 October 2019; Chicago, IL, USA: American Academy of Child & Adolescent Psychiatry; 2019. p. S279-S280.
  19. Rey RA, Houk CP, Witchel S, Lee PA. Disorders of Sex Development. In: Gardner DG, Shoback D, redactie. Greenspan’s Basic & Clinical Endocrinology. 10th ed. New York, NY, USA: McGraw-Hill Education; 2018. p. 501-546. ISBN: 978-1-25-958929-4
  20. Vilain E. Genetics of Intersexuality. Journal of Gay & Lesbian Psychotherapy. 2006;10(2):9-26. https://doi.org/10.1300/J236v10n02_02
  21. de Vries MC. The Use of Dogmas in Pediatric Research Ethics. The American Journal of Bioethics. 2015;15(11):18-19. https://doi.org/10.1080/15265161.2015.1088984
  22. Wolffenbuttel KP, Hoebeke P. Open letter to the Council of Europe. J Pediatr Urol. 2018;14(1):4-5. https://doi.org/10.1016/j.jpurol.2018.02.004