MISVATTINGEN#DProefschrift van John Money

  1. Beperking: Harvard beperkt het citeren van John Money’s proefschrift, wat belangrijk onderzoek naar intersekse personen bevat en een ‘nulmeting’ vormt voor nnmb’s (non-consensuele niet-noodzakelijke medische behandelingen).
  2. Onderzoek naar intersekse: Money’s onderzoek naar intersekse personen, waarin hij psychologische aanpassing en geestelijke gezondheid bestudeerde, toonde een opmerkelijk lage incidentie van psychopathologie aan, ondanks verwachtingen van het tegendeel.
  3. Verwarring en falen: Money raakte in verwarring door zijn bevindingen, waarbij hij verwachtte dat intersekse een bron van psychische problemen zou zijn. Zijn falen, en vooral het ontkennen daarvan,  in de John/Joan-case heeft bijgedragen aan schade aan intersekse mensen.
  4. Toename psychische problemen na behandelingen: Uit recent onderzoek, zoals het dsd-LIFE onderzoek, blijkt een hoge incidentie van psychiatrische stoornissen en pogingen tot zelfdoding bij personen met DSD. In combinatie met het proefschrift van John Money, ligt het voor de hand dat de behandelingen de oorzaak zijn van deze psychische problemen.
  5. Leren van het verleden: De geschiedenis leert dat de medische behandeling van maatschappelijk onacceptabele identiteiten vaak leidt tot onterechte pathologisering. Het is tijd om een einde te maken aan nnmb’s, gezien het ontbreken van bewijs voor hun positieve effect.


Samengevat met AI en gecontroleerd door een redacteur.

BIJLAGE D

Het verborgen proefschrift van John Money

John Money promoveerde in 1952 aan Harvard op een proefschrift over intersekse personen. Het proefschrift van John Money is niet gepubliceerd maar bevat interessante informatie over de geestelijke gezondheid van intersekse personen.

John Money

(Deze tekst is gebaseerd op voetnoot 234 uit hoofdstuk 6565: Intersekse resulteert uit zichzelf niet in psychische problemen.Het is een misvatting dat intersekse psychische problemen tot gevolg heeft.)

John Money - Harvard Notice

Mededeling dat het proefschrift van John Money niet geciteerd mag worden zonder toestemming van de auteur. Hiermee houdt Harvard belangrijke wetenschappelijke informatie achter en is zo medeverantwoordelijk voor het in stand houden van non-consensuele niet-noodzakelijke medische behandelingen (nnmb’s).

De in Nieuw-Zeeland geboren en later naar Amerika verhuisde psycholoog en seksuoloog John Money (1921-2006) werd bekend door zijn stelling dat gender zich ontwikkelt door de opvoeding (nurture) en niet door de natuur (nature). Door de John/Joan Case bleek dat verhaal niet te kloppen. Maar hij heeft ook onderzoek gedaan intersekse personen. Voor zijn proefschrift interviewde en onderzocht hij 10 intersekse personen zelf en had hij op basis van medische dossiers en wetenschappelijk publicaties uit de periode 1895 -1951 toegang tot informatie over 274 andere interseks personen.

Het is jammer dat zijn proefschrift nooit officieel is gepubliceerd, want dat onderzoek is feitelijk een perfecte ‘nulmeting’ van een groep mensen die nog niet te waren ‘behandeld’ volgens zijn Optimal Gender Policy. Als de resultaten uit 1952 worden vergeleken met de resultaten van 70 jaar later, dan is het duidelijk waarom Money niet wilde dat uit zijn proefschrift geciteerd werd.

Zijn falen in de John/Joan-case, vooral zijn weigering afstand te nemen van zijn onjuiste conclusie dat gender gevormd wordt door de opvoeding, heeft uiteindelijk bijna alle intersekse mensen ontegenzeggelijk veel schade berokkend.

Proefschrift

In zijn proefschrift stelde Money zichzelf twee vragen :

De eerste gaat over de manier waarop deze mensen zich aanpassen aan het geslacht waarmee ze zijn opgevoed, vooral als hun lichaamsvorm en fysiologie daarmee in strijd zijn. Zijn de psychologische functies automatisch aan het roer of is de impact van de opvoeding blijvend? [p.2] [12] 1Origineel: The first concerns the manner in which these people adapt themselves to the sex of rearing, especially when their bodily form and physiology  contradict it. Are the psychological functions automatically in charge or is the impact of rearing enduring?[12]

De tweede heeft te maken met de geestelijke gezondheid van deze mensen, die vaak belachelijk gekleed lijken in de kleren van het verkeerde geslacht. Bezweken ze onder de druk van dergelijke duidelijke seksuele problemen, zoals psychiatrische theorieën doen vermoeden, of passen ze zich voldoende aan de eisen van het leven aan? [p.2][12] 2The second has to do with the mental health of these people whoso often appear lulicrously dressed in the clothes of the wrong sex. Do they, with such manifest sexual pro blest to contend with, break down under the strain, as psychiatric theory may lead one to believe, or do the make an adequate adjustment to the demands of life? [12] Money stelt op basis van een groep van 184 personen

Zelfs de twijfelgevallen buiten beschouwing gelaten […] is 8% een opmerkelijk lage incidentie van psychopathologie in een groep die zo kwetsbaar is voor de spanningen en problemen van het leven in een paradox. Slechts 1 op de 180 personen vertoonde psychotische symptomen die konden worden toegeschreven aan het ambi-seksuele conflict.”. [p.197] [12]

In een voetnoot op pagina 188 geeft Money aan dat er geen overtuigend bewijs is dat de ‘psychological adjustment’ van de 284 in het proefschrift beschreven cases mogelijk een te positief beeld schetsen van ‘hermafrodieten’ in het algemeen; volgens Money is eerder het tegenovergestelde het geval:

Het feit dat de steekproef waarschijnlijk bevooroordeeld is ten gunste van de meest dramatische en merkwaardige anatomische en psychologische ambiguïteiten is in feite in het voordeel van de conclusies die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd.”[12]

Dezelfde verbazing sprak Money samen met Joan en John Hampson, in 1957 later opnieuw uit in een artikel dat wel gepubliceerd is[13].

Conclusie van Money

Money lijkt door zijn bevindingen in verwarring te zijn geraakt omdat de enig logische conclusie (dat er geen probleem werd waargenomen omdat er geen probleem was) duidelijk niet paste bij wat hij had verwacht. Hij schreef dat intersekse mensen, afgezien van de genitale anatomie en de afgeleide manifestaties’, weliswaar niet verschillen van anatomisch normale mensen, maar dat je zou verwachten dat hermafroditisme een ‘vruchtbare bron van psychose en neurose’ is. Het ontbreken van psychische problemen schreef hij daarom toe aan een soort kracht waar intersekse mensen blijkbaar over beschikken, waardoor zij beter dan andere mensen met de problemen kunnen omgaan. En als ze wel psychische problemen hebben, dan, zo schrijft Money, moet er minstens een bijkomstige factor zijn. Het kwam niet in hem op dat die kracht niet nodig is omdat de intersekse mensen zelf geen reden voor psychische problemen zagen.

[…] men zou niet verbaasd zijn geweest als de paradox van hermafroditisme een vruchtbare bron van psychose en neurose was geweest. Het bewijs toont echter aan dat de incidentie van de zogenaamde functionele psychose bij de meest ambiseksuele hermafrodieten -degenen die er niets aan konden doen dat ze zich bewust waren dat ze seksueel dubbelzinnig waren- buitengewoon laag was. De incidentie van neurotische pathologie van de klassieke types was ook opvallend laag.[12]

[…] met het oog op de zeldzame incidentie van neurose onder de gehele groep van kwetsbare individuen, lijkt het noodzakelijk om te postuleren dat seksuele problemen en conflicten op zichzelf niet voldoende zijn om neurose te veroorzaken…[12]

(Zie de volledige tekst waarin Money over zijn verwarring schrijft hieronder.)

Reactie op Money

Slechts twee jaar na Money’s publicatie schreven een aantal Canadese artsen met een beroep op warrig ‘wiskundig bewijs’ dat Money en de Hampsons geen gelijk konden hebben gehad want zij hadden bij 17(!) intersekse personen slechts vier personen zonder psychiatrische ziekten gevonden[4] – ziekten die echter niet bij naam worden genoemd, en die bij lezing met de kennis van vandaag eerder een verband lijken te hebben met de visie van de auteurs op gender dan met intersekse. Omdat het niet in hun visie op gender paste, zagen Cappon et al. veel waarover zij zich verbaasden ten onrechte als een psychiatrisch probleem. Maar de trend was in gang gezet: blijkbaar moest intersekse voortaan gepaard gaan met psychiatrische problemen.

70 jaar later

In het dsd-LIFE onderzoek werden psychiatrische stoornissen gemeld bij 54,2% van de personen met DSD (tegen 10,6% in de controlegroep) en pogingen tot zelfdoding bij 6,8% van de personen met DSD (tegen 1,8% in de controlegroep)[7]. Na 70 jaar hebben de opvolgers van John Money de eerder genoemde ‘bijkomstige factor’ gevonden – maar het komt niet in hen op dat het de behandeling zelf is.

Wat nu?

Ook toen homoseksualiteit nog een ziekte was, hadden opvallend veel homo’s psychische problemen. Net als nu bij intersekse waren gezondheidswerkers ervan overtuigd dat dit kwam doordat hun patiënten homoseksueel waren die een medische behandeling nodig hadden.[3 , 8 , 9 , 15] Eigenlijk is er weinig nieuws onder de zon: transgenders waren ziek[14] (veel gezondheidswerkers vinden dat nog steeds), sufrragettes waren ziek [11], feministes waren ziek [10], ontsnappende tot slaaf gemaakte mensen waren ziek [5], mensen met afwijkende seksuele voorkeuren waren ziek [1 , 6], alleenstaande moeders waren ziek [2], kortom, iedereen waar de maatschappij moeite mee had of heeft is wel een keer voor ziek uitgemaakt.

Het is daarom hoogtijd de lessen uit het verleden ter harte te nemen en een einde te maken aan non-consensuele niet-noodzakelijke medische behandelingen (nnmb’s). Het vermeende positieve effect van die behandelingen is nooit voldoende onderzocht en nimmer bewezen.

Hermaphroditism: An Inquiry Into the Nature of a Human Paradox – pages 202-204[12]

The second aspect psychological theory for which the evidence in this review carries implications has to do with the relationship of psychosexual conflict to the process of psychopathology. The findings are somewhat disconcerting, for one would not have been surprised had the paradox of hermaphroditism been a fertile source of psychosis and neurosis. The evidence, however, shows that the incidence of the so-called functional psychosis in the most ambisexual of the hermaphrodites -those who could not help but be aware that they were sexually equivocal-   was extraordinarily low. The incidence of neurotic pathology of the classic types, was also conspicuously low.

To relate this hermaphroditic evidence to theories of psychopathology in anatomically normal people, one must assume that hermaphrodites and anatomically normal individuals are similar in all respects save the genital anomaly and its derivative manifestations. It would then be logical to assume that hermaphrodites, being subject to an obvious source of sexual conflict, are more liable to become psychologically upset and to develop symptoms of psychopathology, because their sexual conflicts -and the case histories leave no doubt that they had them- are easier to cope with, being more tangible. Such an hypothesis does not stand up very well under the weight of evidence from the cases studied in psychological detail, namely, that hermaphrodites appear to have symbolic psychosexual fantasies similar to, and as intangible as those usually found in anatomically normal people reared in the same sex as the, in addition to their special hermaphroditic problem.

Thus, an alternative hypothesis would state that sexual conflicts and problems are not in themselves sufficient to induce psychosis or neurosis. Debatable as this hypothesis is, it is by no means untenable in the evidence afforded by the low incidence of non-organic psychoses in hermaphrodites. It is by no means so easy tenable, however, in the case of neurosis. Despite the low incidence of neurotic complaints in hermaphrodites, there were some instances in which one seemed justified in inferring a relationship between the psychopathology and the ambisexual state.

Yet in view of the infrequent incidence of neurosis among the entire group of vulnerable individuals, it appears necessary to postulate that sexual problems and conflicts in themselves are not sufficient to induce neurosis, unless at least one other variable may pertain to somatic phenomena.

In other instances, notably those of change of sex imposed during childhood, the evidence pointed to an additional variable which was exclusively psychological in nature and bore a close relationship to teaching and the lessons of experience, and in all probability to age.

A study of the detailed reports in Part Two throws a provocative highlight on this elusive variable. On the whole, however, one thing is clear: traditional and contemporary theories which ascribe the origins of non-organic psychosis and neurosis exclusively to psychosexual conflicts and problems must bet be suspect. They require re-examination, if not modification and revision.

(Originally one paragraph, split for readability.)

Hermaphroditism: An Inquiry Into the Nature of a Human Paradox – Pagina’s 202-204[12]

Het tweede aspect van de psychologische theorie waarvoor het bewijs in deze review overzicht implicaties heeft, heeft te maken met de relatie van psychoseksuele conflicten tot het proces van psychopathologie. De bevindingen zijn enigszins verontrustend, want men zou niet verbaasd zijn geweest als de paradox van hermafroditisme een vruchtbare bron van psychose en neurose was geweest. Het bewijs toont echter aan dat de incidentie van de zogenaamde functionele psychose bij de meest ambiseksuele hermafrodieten -degenen die er niets aan konden doen dat ze zich bewust waren dat ze seksueel dubbelzinnig waren-  buitengewoon laag was. De incidentie van neurotische pathologie van de klassieke types was ook opvallend laag.

Om dit hermafroditische bewijs in verband te brengen met theorieën over psychopathologie bij anatomisch normale mensen, moet men aannemen dat hermafrodieten en anatomisch normale individuen in alle opzichten gelijk zijn, behalve de genitale anomalie en de afgeleide manifestaties. Het zou dan logisch zijn om aan te nemen dat hermafrodieten, die onderworpen zijn aan een duidelijke bron van seksueel conflict, meer risico lopen om psychisch van streek te raken en symptomen van psychopathologie te ontwikkelen, omdat hun seksuele conflicten – en de casuïstiek laat er geen twijfel over bestaan dat ze die hadden – gemakkelijker te hanteren zijn, omdat ze meer voelbaar zijn. Een dergelijke hypothese houdt niet goed stand onder het gewicht van het bewijs van de cases die in psychologisch detail bestudeerd zijn, namelijk dat hermafrodieten symbolische psychoseksuele fantasieën blijken te hebben die vergelijkbaar zijn met, en net zo ongrijpbaar zijn als de fantasieën die gewoonlijk gevonden worden bij anatomisch normale mensen die opgroeien in hetzelfde geslacht als de, naast hun speciale hermafrodiete probleem.

Een alternatieve hypothese zou dus stellen dat seksuele conflicten en problemen op zichzelf niet voldoende zijn om een psychose of neurose te veroorzaken. Hoe betwistbaar deze hypothese ook is, ze is geenszins onhoudbaar gezien de lage incidentie van niet-organische psychoses bij hermafrodieten. Het is lang niet zo gemakkelijk houdbaar, echter, in het geval van neurose. Ondanks de lage incidentie van neurotische klachten bij hermafrodieten, waren er enkele gevallen waarin men terecht leek in het afleiden van een relatie tussen de psychopathologie en de ambiseksuele toestand.

Maar met het oog op de zeldzame incidentie van neurose onder de gehele groep van kwetsbare individuen, lijkt het noodzakelijk om te postuleren dat seksuele problemen en conflicten op zichzelf niet voldoende zijn om neurose te veroorzaken, tenzij ten minste een andere variabele kan spelen die betrekking heeft op somatische verschijnselen.

In andere gevallen, met name die van verandering van geslacht opgelegd tijdens de kindertijd, wees het bewijs op een extra variabele die uitsluitend psychologisch van aard was en een nauwe relatie had met het onderwijs en de lessen van ervaring, en naar alle waarschijnlijkheid met de leeftijd.

Een studie van de gedetailleerde rapporten in Deel Twee werpt een provocerend licht op deze ongrijpbare variabele. Over het geheel genomen is één ding echter duidelijk: traditionele en hedendaagse theorieën die de oorsprong van niet-organische psychose en neurose uitsluitend toeschrijven aan psychoseksuele conflicten en problemen moeten met argwaan worden bekeken. Ze vereisen herbeoordeling, zo niet aanpassing en herziening.

(Oorspronkelijk een alinea, gesplitst voor leesbaarheid.)

Standpunt NNID

Psychische problemen zijn iatrogene schade

Psychische problemen worden veroorzaakt door de behandeling van intersekse personen, niet door intersekse of DSD. Psychische problemen zijn daarom een vorm van iatrogene schade (schade aangebracht door medisch handelen).

Wat mensen zeggen


  • KOP
    Citaal.[a]
    — Eva, 24 jaar – 2023
Letterlijk citaat mensenrechtenparadigma
Letterlijk citaat Medisch paradigma
Uitspraak/aanbeveling/citaat mensenrechten institutie of – authoriteit
Citaat van boek  of (peer-reviewed) artikel, niet aan één auteur toe te wijzen,
ongeacht het paradigma
  1. Adriaens PR. Are Paraphilias Mental Disorders? The Case of the DSM. In: Meacham D, redactie. Medicine and Society, New Perspectives in Continental Philosophy. Dordrecht: Springer Netherlands; 2015. p. 159-178. https://doi.org/10.1007/978-94-017-9870-9_10
  2. Bakker N. In the interests of the child: psychiatry, adoption, and the emancipation of the single mother and her child – the case of the Netherlands (1945–1970). Paedagogica Historica. 2019;55(1):121-136. https://doi.org/10.1080/00309230.2018.1514414
  3. Barlow DH, Agras WS. Fading to increase heterosexual responsiveness in homosexuals. Journal of applied behavior analysis. 1973;6(3):355-366. https://doi.org/10.1901/jaba.1973.6-355
  4. Cappon D, Ezrin C, Lynes P. Psychosexual identification (psychogender) in the intersexed. Canadian Psychiatric Association Journal. 1959;4(2):90.
  5. Cartwright SA. Diseases and Peculiarities of the Negro Race. De Bow’s Review, Southern and Western States. 1851;Volume XI, New Orleans.
  6. De Block A, Adriaens PR. Pathologizing Sexual Deviance: A History. The Journal of Sex Research. 2013;50(3-4):276-298. https://doi.org/10.1080/00224499.2012.738259
  7. Falhammar H, Claahsen-van der Grinten HL, Reisch N, Slowikowska-Hilczer J, Nordenstrom A, Roehle R, et al. Health status in 1040 adults with disorders of sex development (DSD): a European multicenter study. Endocrine Connections. 2018. https://doi.org/10.1530/ec-18-0031
  8. Galdston I. Homosexuality: A Report by the Committee on Public Health. Bulletin of The New York Academy of Medicine. 1964;40(7):576-580.
  9. Hegarty P. A Recent History of Lesbian and Gay Psychology: From homophobia to LGBT. Abingdon, Oxon, UK: Routledge; 2018. ISBN: 978-1-138-67939-9
  10. Libbon SE. Pathologizing the female body: phallocentrism in Western science. Journal of International Women’s Studies. 2007;8(4):79-92.
  11. Miller I. Necessary Torture? Vivisection, Suffragette Force-Feeding, and Responses to Scientific Medicine in Britain c. 1870–1920. Journal of the History of Medicine and Allied Sciences. 2009;64(3):333-372. https://doi.org/10.1093/jhmas/jrp008
  12. Money J. Hermaphroditism: An Inquiry Into the Nature of a Human Paradox [PhD thesis]. Cambridge, MA, USA: Harvard University; 1952.
  13. Money J, Hampson JG, Hampson JL. Imprinting and the establishment of gender role. AMA Archives of Neurology & Psychiatry. 1957;77(3):333-336. https://doi.org/10.1001/archneurpsyc.1957.02330330119019
  14. Prunas A. The pathologization of trans-sexuality: Historical roots and implications for sex counselling with transgender clients. Sexologies. 2019;28(3):e54-e60. https://doi.org/https://doi.org/10.1016/j.sexol.2019.06.002
  15. Tozer EE, McClanahan MK. Treating the Purple Menace: Ethical Considerations of Conversion Therapy and Affirmative Alternatives. The Counseling Psychologist. 1999;27(5):722-742. https://doi.org/10.1177/0011000099275006