Kaart van Europa in regenboogkleuren, gegenereerd door AI.

  1. De Europese Unie (EU) en de Raad van Europa (CoE) zijn twee verschillende entiteiten.
  2. De EU is een politieke en economische unie van 27 landen met eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten, waaronder het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het is een supranationale organisatie.
  3. De Raad van Europa is een onafhankelijke intergouvernementele organisatie gericht op het bevorderen van mensenrechten, democratie en rechtsstaat in Europa. Het heeft verschillende organen zoals de Parlementaire Assemblee en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De EU en de Raad van Europa hebben verschillende maar soms overlappende doelen en initiatieven voor de rechten van intersekse personen.
  4. Zowel de Europese Unie als de Raad van Europa hebben belangrijke bijdragen geleverd aan de emncipatie van intersekse personen.
  5. 2013 – Raad van Europa: Resolutie 1952 focust op het beschermen van de lichamelijke integriteit van kinderen en intersekse personen. Het pleit voor onderzoek, bewustwording en wettelijke maatregelen.
  6. 2015 – Commissaris voor de Mensenrechten: Nils Muižnieks’ rapport benadrukt de rechten van intersekse personen, inclusief geïnformeerde toestemming en antidiscriminatiewetgeving.
  7. 2015 – EU Fundamental Rights Agency: Eerste position paper over intersekse, met focus op juridische status en grondrechten in EU-lidstaten.
  8. 2017 – Raad van Europa: Resolutie 2191 versterkt de oproep tot bescherming van de rechten en het welzijn van intersekse personen, inclusief lichamelijke integriteit en antidiscriminatiewetgeving.
  9. 2019 – Europees Parlement: Resolutie 2018/2878 roept op tot uitgebreide maatregelen, inclusief wetgeving en bewustwording, om de rechten van intersekse personen te beschermen.
  10. 2019 – Europese Commissie: Eurobarometer 493 toont aan dat intersekse personen vaker worden gediscrimineerd dan verwacht, en dat er misvattingen zijn over de mate van discriminatie.
  11. 2020 – EU Fundamental Rights Agency: EU-LGBTI II onderzoek toont aan dat 62% van de intersekse respondenten discriminatie ervoer en problemen had met genderregistratie.
  12. 2022 – Europees Hof voor de Rechten van de Mens: Zaak M tegen Frankrijk is niet-ontvankelijk, maar obiter dicta geven hints over hoe de zaak behandeld zou zijn, wat toekomstige implicaties kan hebben.



Samengevat met AI en gecontroleerd door een redacteur.

Verwijzingen

Europese intersekserechten

Europese gremia roepen landen op om de rechten van intersekse mensen niet meer te schenden. Deze pagina biedt een overzicht van relevante Europese instituties die invloed hebben op de mensenrechten van intersekse personen.

Europa?

Voor het gemak zien veel mensen ‘Europa’ als één bestuurlijke entiteit die zeggenschap heeft over alle landen in het werelddeel Europa. Maar dat beeld klopt niet. Er zijn een aantal verschillende gremia die allemaal het woord Europa in hun naam hebben, maar onafhankelijk van elkaar functioneren. Deze pagina gaat vooral over wat de Europese Unie en de Raad van Europa (Council of Europe – CoE) hebben gedaan voor de rechten van intersekse personen, maar begint met een korte uitleg over het verschil tussen die twee organisaties.

Europese Unie (EU)

De EU is een politieke en economische unie van 27 Europese landen.1België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden.
Het Verenigd Koninkrijk was eerder lid van de EU, maar is eruit gestapt na het Brexit-referendum en is sinds 31 januari 2020 geen lid meer.
Ze heeft een eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Belangrijke instituties zijn:

Verderop wordt behandelt wat deze drie instituties (en de hier nog niet genoemde EU Fundamental Rights Agency)  betekenen voor de Europese Unie.

Raad van Europa

De Raad van Europa is géén EU-instelling maar een zelfstandige Intergouvernementele organisaties (IGO) die is opgericht in 1949 om heeft als doel de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat in Europa te bevorderen. Alle EU-lidstaten zijn lid, maar er zijn ook veel niet-EU landen lid.

De Raad van Europa heeft verschillende organen en instanties die samenwerken om zijn missie en en het realiseren van de doelstellingen te bevorderen. De voornaamste organen van de Raad van Europa zijn:

Ook deze vier instanties zullen verderop worden besproken.

Ook iets met Europa

De Europese Unie en de Raad van Europa zijn niet de enige organisaties die de naam Europa gebruiken zonder dat alle Europese landen er aan deelnemen. Onderstaande instituties hebben vooral te maken met grenzen en met geld. Hoewel die twee veel te maken hebben met mensenrechten worden ze hier alleen genoemd omdat duidelijk te maken dat ze geen onderdeel zijn van de Europese Unie of van de Raad van Europa.

De Eurozone of euromunteunie is de groep landen waar de Euro het officiële munteenheid is. Deze landen zijn niet allemaal lid van de EU. Omgekeerd zijn er ook EU-lidstaten die de Euro (nog) niet als betaalmiddel gebruiken. De ministers van financiën van de Eurozonelanden wordt de Eurogroep genoemd.

De Eurogroep is een informeel orgaan waarin de ministers van Financiën van de eurozonelanden samenkomen om kwesties te bespreken die verband houden met hun gedeelde munteenheid, de euro. Hun besprekingen richten zich vaak op economisch beleid en fiscale coördinatie binnen de landen die de euro gebruiken. Hoewel de Eurogroep een informeel karakter heeft, speelt het een belangrijke rol in de economische sturing van de eurozone.2De eurozone, ook wel bekend als de euromuntunie, is een groep van Europese Unie-lidstaten die de euro hebben aangenomen als hun officiële munteenheid. Landen binnen de eurozone coördineren hun economisch beleid en monetaire zaken via de Europese Centrale Bank en het Eurosysteem. Door deel uit te maken van de eurozone, zijn deze landen gebonden aan bepaalde economische en fiscale criteria en beleidsafspraken, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact. Het doel van de eurozone is om economische stabiliteit te bevorderen en de integratie tussen de lidstaten te versterken. Niet alle EU-lidstaten zijn echter lid van de eurozone; sommige hebben ervoor gekozen om hun eigen nationale munteenheid te behouden, terwijl andere nog niet aan de criteria voldoen om de euro aan te nemen. De Eurogroep kan bepaalde beleidsrichtingen en aanbevelingen formuleren, maar de formele besluiten worden genomen door de Raad van de Europese Unie in zijn samenstelling van ministers van Economie en Financiën van de eurozonelanden.

De landen die geen lid zijn van de Europese Unie (EU) waarde Euro toch de officiële munteenheid is, zijn Kosovo en Montenegro. Daarnaast is de Euro de officiële munteenheid in vier microstaten die geen EU-lidstaten zijn: Andorra, Monaco, San Marino, en Vaticaanstad.

Er zijn zeven EU-lidstaten die niet tot de eurozone behoren. Dit zijn Bulgarije, Denemarken, Hongarije, Polen, Roemenië, Tsjechië en, Zweden.

De Schengenlanden zijn een groep Europese landen die een verdrag hebben ondertekend waardoor ze gezamenlijk optreden als één territorium zonder interne grenscontroles. Dit betekent dat mensen vrijelijk tussen deze landen kunnen reizen zonder te worden onderworpen aan paspoortcontroles bij de grenzen. Het Schengenakkoord werd oorspronkelijk in 1985 ondertekend in het dorp Schengen in Luxemburg, vandaar de naam.

Het Schengengebied omvat maatregelen om de buitengrenzen te beveiligen, een gezamenlijk visumbeleid te voeren en samen te werken op het gebied van politie en justitie om de veiligheid binnen het gebied te waarborgen. Het doel van het akkoord was om het vrije verkeer van personen binnen de deelnemende landen te bevorderen, terwijl tegelijkertijd de veiligheid en beveiliging werden gehandhaafd.

Hoewel de meeste Schengenlanden ook lid zijn van de Europese Unie, zijn niet alle EU-lidstaten deel van het Schengengebied, en omgekeerd zijn sommige niet-EU-landen wel lid van Schengen. Bulgarije, Cyprus, Roemenië, en Ierland zijn wel lid van de EU, maar maken (nog) geen deel uit van het Schengengebied. Naar verwachting treden Bulgarije en Roemenië per 1 januari 2024 zowel voor de grensovergangen door de lucht als over land toe tot het Schengenakkoord.  IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, en Zwitserland maken deel uit van het Schengengebied, maar zijn geen EU-lid.

De European Free Trade Association (EFTA) is een intergouvernementele organisatie die tot doel heeft de vrije handel en economische integratie te bevorderen tussen haar leden.

De deelnemende landen zijn geen lid van de Europese Unie, maar hebben door middel van verschillende overeenkomsten wel toegang tot delen van de EU interne markt. De lidstaten van EFTA zijn: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, en Zwitserland. In Nederland staat EFTA bekend onder het acroniem EVA, Europese Vrijhandelsassociatie .

Tijdlijn intersekserechten in Europa

  • 2013
  • Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa
  • Resolutie 1952(2013): Het recht op lichamelijke integriteit [7]
    Marlene Rupprecht dient een resolutie in die richt zich op het beschermen van de lichamelijke integriteit van kinderen en intersekse personen. De resolutie vraagt onderzoek naar niet-noodzakelijke medische behandelingen, bewustwording in diverse sectoren, en opleidingen voor professionals en beoogt wettelijke maatregelen en interdisciplinaire dialoog om kinderrechten te waarborgen. Verder lezen…
  • 2015
  • Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europe
  • Rapport Human Rights and Intersex People [1]
    Nils Muižnieks pleit voor het beschermen van de rechten van intersekse personen, inclusief hun recht op geïnformeerde toestemming voor medische behandelingen. Hij benadrukt de noodzaak van interdisciplinaire ondersteuning, toegang tot medische dossiers, en herziening van discriminatoire wetgeving. Hij roept op tot flexibele geslachtsregistratie in officiële documenten en actieve betrokkenheid van mensenrechtenorganen en benadrukt het belang van publieke bewustwording en beroepsopleiding. Verder lezen…
  • 2015
  • EU Fundamental Rights Agency
  • The fundamental rights situation of intersex people [4]
    De FRA publiceert een eerste position paper over intersekse. Het document analyseert de juridische status van intersekse personen in EU-lidstaten, met focus op grondrechten. Het benadrukt dat veel lidstaten seksegerelateerde operaties bij intersekse kinderen uitvoeren en dat discriminatie op grond van intersekse als discriminatie op grond van geslacht moet worden beschouwd. Het pleit voor betere voorlichting en herziening van geslachtsaanduidingen in officiële documenten. Verder lezen…
  • 2017
  • Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa
  • Resolutie 2191(2017): Stop onnodige medische behandeling [8]
    Piet de Bruyn dient een brede resolutie in waarin sterker nog dan in de resolutie van Marlene Rupprecht lidstaten worden opgeroepen de rechten en welzijn van intersekse personen te bevorderen. Dit omvat het waarborgen van lichamelijke integriteit en autonomie, het bieden van psychosociale en maatschappelijke ondersteuning, aanpassing van sekse-registratie, inclusie in antidiscriminatiewetgeving, en bewustwording bij professionals en het publiek. Verder lezen…
  • 2019
  • Europees Parlement
  • Resolutie 2018/2878(RSP): Over de rechten van intersekse personen[3]
    Claude Moraes dient namens het Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs een resolutie in die oproept tot uitgebreide maatregelen ter bescherming van de rechten van intersekse personen. Dit omvat het voorstellen van wetgeving, het verbieden van niet-noodzakelijke medische behandelingen, en het bevorderen van bewustwording. Er wordt gepleit voor flexibele genderregistratie, financiële steun aan relevante organisaties, en een mensenrechten-gebaseerde benadering in onderzoek en beleid. Verder lezen…
  • 2019
  • Europese Commissie
  • Special Eurobarometer 493: Discriminition in the European Union[2]
    Uitgebreid onderzoek op basis van interviews laat zien dat de meeste mensen denken dat lhb personen meer worden gediscrimineerd dan transgender en intersekse personen. Hetzelfde onderzoek toont ook aan dat in werkelijkheid intersekse personen tweemaal vaker worden gediscrimineerd dan lhb-personen. De discriminatie van intersekse personen en trans personen is ongeveer gelijk. Opmerkelijk is de bevinding dat mensen liever hebben dat hun kind lhbt is dan dat hun kind een relatie aangaat met een intersekse persoon. Verder lezen…
  • 2020
  • EU Fundamental Rights Agency
  • EU-LGBTI II: A long way to go for LGBTI equality [5]
    Als onderdeel van een LHBTI-breed onderzoek is voor het eerst een sectie over intersekse opgenomen. Het onderzoek toont aan dat 62% van de intersekse respondenten zich in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek gediscrimineerd voelde. Ook bleek dat 62% geen toestemming gaf slachtoffer te zijn van non-consensuele niet-noodzakelijke behandelingen. Daarnaast ervaart 19% problemen bij het registreren van hun burgerlijke staat of gender, inclusief het weigeren van diensten en bespotting door het personeel. Verder lezen…
  • 2022
  • Europees Hof voor de Rechten van de Mens
  • Obiter dicta in uitspraak M contre la France [6]
    De klacht van intersekse persoon M. tegen Frankrijk wordt niet-ontvankelijk verklaart door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens omdat in Frankrijk niet alle rechtsmiddelen zijn uitgeput (gebruikt). Toch is de zaak van belang omdat de rechters in zogenaamde obiter dicta een hint geven hoe de zaak zou zijn behandeld als de klacht wel ontvankelijk zou zijn verklaard. Verder lezen…
Raad van Europa, Straatsburg. Beeld Ellen Wuibaux

Raad van Europa

De Raad van Europa staat geheel los van de Europese Unie. De Raad van Europa is een zelfstandige Intergouvernementele organisaties (IGO) die is opgericht in 1949 en als doel heeft het bevorderen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Europa. Alle EU-lidstaten zijn lid, maar er zijn ook veel niet-EU landen lid.

Raad van Europa

De Raad van Europa is géén EU-instelling maar een zelfstandige Intergouvernementele organisaties (IGO). De Raad van Europa is opgericht in 1949 en heeft als doel het bevorderen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Europa. Alle EU-lidstaten zijn lid, maar er zijn ook veel niet-EU landen lid.3In oktober 2023 zijn 46 landen lid van de Raad van Europa: Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Moldavië, Monaco, Montenegro, Nederland, Noord-Macedonië, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, San Marino, Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland. Een aantal landen zijn lid van de Raad van Europa doordat zij als autonoom land verbonden zijn aan een andere lidstaat: Groenland (Koninkrijk van Denemarken), Frans Guyana (Frankrijk). Canada, Israël (allee bij de Parlementaire Assemblee), Japan, Mexico, Vaticaanstad en de Verenigde Staten hebben de status van waarnemer. Door de oorlog in Oekraïne is Wit-Rusland geschorst en is Rusland geen lid meer.

De Raad van Europa heeft verschillende organen en instanties die samenwerken om zijn missie en doelstellingen op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat in Europa te bevorderen. De voornaamste organen van de Raad van Europa zijn:

De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE),  is een orgaan van de Raad van Europa dat bestaat uit parlementariërs uit de lidstaten. Het heeft geen wetgevende macht maar speelt een adviserende rol en houdt toezicht op mensenrechtenkwesties.

De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE)4PACE staat voor de Engelse naam: Parliamentary Assembly of the Council of Europe. is een van de twee belangrijkste organen van de Raad van Europa, naast het Comité van Ministers. De Assemblee houdt zich vooral bezig met het bevorderen en beschermen van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Europa. Ze speelt een adviserende rol en kan aanbevelingen en resoluties aannemen gericht aan de lidstaten en het Comité van Ministers.

PACE bestaat uit parlementariërs uit de nationale parlementen van de 47 lidstaten van de Raad van Europa. De zetelverdeling is gebaseerd op de bevolkingsgrootte van elk lidstaat. In totaal zijn er 324 leden en evenveel plaatsvervangers. De leden komen vier keer per jaar bijeen in Straatsburg voor plenaire sessies om rapporten te bespreken, te debatteren en te stemmen over resoluties en aanbevelingen. Hoewel de resoluties en aanbevelingen van PACE niet bindend zijn, hebben ze vaak invloed op de beleidsvorming in de lidstaten en dragen ze bij aan de ontwikkeling van normen.

Een van de belangrijke taken van PACE is het toezicht houden op de eerbiediging van de verplichtingen en verbintenissen van de lidstaten ten opzichte van de Raad van Europa. Ze speelt ook een rol bij het toezicht op verkiezingen in de lidstaten.

Het Comité van Ministers is het voornaamste  besluitvormende orgaan van de Raad van Europa.

Het bestaat uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten of hun permanente diplomatieke vertegenwoordigers in Straatsburg. Het Comité van Ministers neemt besluiten over het beleid en de begroting van de Raad van Europa. Ook ziet het toe op de uitvoering van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Als intergouvernementeel orgaan bevordert het Comité de samenwerking tussen de lidstaten en streeft het naar de bescherming en bevordering van mensenrechten, democratie en rechtsstaat in Europa.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een gerechtelijk orgaan van de Raad van Europa dat klachten behandelt over schendingen van de rechten vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Individuen, groepen en lidstaten kunnen zaken voorleggen aan het Hof. De uitspraken van het EHRM zijn bindend voor de betrokken lidstaten en moeten worden nageleefd. Het Hof speelt een cruciale rol in de bescherming en bevordering van mensenrechten in Europa en draagt bij aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke rechtsnorm in de lidstaten van de Raad van Europa.

De Commissaris voor de Rechten van de Mens is een onafhankelijk en onpartijdig instituut binnen de Raad van Europa, opgericht om de bescherming van de mensenrechten in de lidstaten te bevorderen en te versterken.

Om een goed beeld te krijgen van de mensenrechtensituatie, bezoekt de Commissaris regelmatig lidstaten. Tijdens deze bezoeken gaat hij of zij in gesprek met overheidsfunctionarissen, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en andere relevante partijen. Na deze ieder bezoek worden bevindingen en aanbevelingen vastgelegd in een rapport dat als basis dient voor verdere dialoog met de betreffende lidstaat. Buiten deze land-specifieke activiteiten, richt de Commissaris zich ook op bredere thema’s die in meerdere lidstaten spelen, zoals de vrijheid van meningsuiting, de rechten van minderheden en migranten. Een belangrijk onderdeel van het werk van de Commissaris is de voortdurende dialoog met nationale mensenrechteninstellingen en maatschappelijke organisaties. Om de integriteit en effectiviteit van deze functie te waarborgen, opereert de Commissaris volledig onafhankelijk van andere organen van de Raad van Europa en van de lidstaten.

De functie van Commissaris voor de Rechten van de Mens is ingesteld in 1999, en sindsdien hebben verschillende personen deze functie bekleed, elk met een mandaat van zes jaar, dat eenmaal kan worden verlengd.

Drie onderdelen hebben onmiskenbaar bijgedragen aan het bevorderen van de mensenrechten voor intersekse personen:

  • De Commissaris voor de Rechten van de Mens
  • De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa
  • Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Die bijdragen worden hieronder beschreven.

Marlene Rupprecht, senator PACE, Raad van Europa, Straatsburg. Beeld: fotograaf onbekend/Raad van Europa

Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (1):
Resolutie 1952(2013): het recht op lichamelijke integriteit

In een rapportage voor de Commissie sociale zaken, volksgezondheid en duurzame ontwikkeling zegt PACE-senator Marlene Rupprecht dat de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa vaak de aandacht heeft gevraagd voor geweld tegen kinderen waarvan duidelijk is dat de dader te kwader trouw handelt (seksueel geweld in verschillende contexten, geweld op school, huiselijk geweld, enzovoort). Maar zij constateert ook dat er nooit is gekeken naar de niet-medisch gerechtvaardigde schendingen van de fysieke integriteit van kinderen – schendingen die een langdurige impact kunnen hebben op hun leven. Om die reden heeft zij deze resolutie ingediend.

Lidstaten worden opgeroepen:

  • onderzoek te doen naar het aantal niet-noodzakelijke en non-consensuele medische behandelingen en de medische behandeling te heroverwegen vanuit de rechten van het kind,
  • bewustwording te bevorderen in de medische sector, scholen, religieuze gemeenschappen, en onder dienstverleners,
  • opleidingen te bieden aan medisch en educatief personeel, en eventueel aan religieuze vertegenwoordigers, die aandacht besteden aan de risico’s, en alternatieven voor, bepaalde procedures,
  • een openbaar debat op gang te brengen over het recht van kinderen op bescherming tegen schendingen van hun fysieke integriteit volgens de mensenrechtennormen,
  • onderzoek te doen naar de specifieke situatie van intersekse mensen,
  • ervoor zorgen dat kinderen geen onnodige, cosmetische medische of chirurgische behandelingen ondergaan,
  • het recht op lichamelijke integriteit, autonomie, en zelfbeschikking  garanderen,
  • families met intersekse kinderen goede begeleiding en ondersteuning bieden,
  • de interdisciplinaire dialoog tussen vertegenwoordigers uit verschillende beroepsgroepen te bevorderen om heersende tradities die geen rekening houden met de rechten van het kind te overwinnen,
  • te werken aan de bewustwording dat kinderen op een voor hen passende wijze betrokken moeten worden bij beslissingen over hun lichamelijke integriteit,
  • om bij wet vast te leggen dat bepaalde operaties en praktijken niet mogen worden uitgevoerd voordat een kind oud genoeg is om te worden geraadpleegd.

7. The Assembly therefore calls on member States to:

7.1. examine the prevalence of different categories of non-medically justified operations and interventions impacting on the physical integrity of children in their respective countries, as well as the specific practices related to them, and to carefully consider them in light of the best interests of the child in order to define specific lines of action for each of them;

7.2. initiate focused awareness-raising measures for each of these categories of violation of the physical integrity of children, to be carried out in the specific contexts where information may best be conveyed to families, such as the medical sector (hospitals and individual practitioners), schools, religious communities or service providers;

7.3. provide specific training, including on the risks of and alternatives to certain procedures, as well as the medical reasons and minimum sanitary conditions that should be fulfilled when performing them, to various professionals involved, in particular medical and educational staff, but also, on a voluntary basis, religious representatives;

7.4. initiate a public debate, including intercultural and interreligious dialogue, aimed at reaching a large consensus on the rights of children to protection against violations of their physical integrity according to human rights standards;

7.5. take the following measures with regard to specific categories of violation of children’s physical integrity:

7.5.1. publicly condemn the most harmful practices, such as female genital mutilation, and pass legislation banning these, thus providing public authorities with the mechanisms to prevent and effectively fight these practices, including through the application of extraterritorial “legislative or other measures to establish jurisdiction” for cases where nationals are submitted to female genital mutilation abroad, as specified in Article 44 of the Council of Europe Convention on Preventing and Combating Violence against Women and Domestic Violence (CETS No. 210);

7.5.2. clearly define the medical, sanitary and other conditions to be ensured for practices which are today widely carried out in certain religious communities, such as the non-medically justified circumcision of young boys;

7.5.3. undertake further research to increase knowledge about the specific situation of intersex people, ensure that no-one is subjected to unnecessary medical or surgical treatment that is cosmetic rather than vital for health during infancy or childhood, guarantee bodily integrity, autonomy and self-determination to persons concerned, and provide families with intersex children with adequate counselling and support;

7.6. promote interdisciplinary dialogue between representatives of various professions, including medical doctors and religious representatives, so as to overcome some of the prevailing traditional methods which do not take into consideration the best interest of the child and the latest medical techniques.

7.7. raise awareness about the need to ensure the participation of children in decisions concerning their physical integrity wherever appropriate and possible, and to adopt specific legal provisions to ensure that certain operations and practices will not be carried out before a child is old enough to be consulted.

Commissaris voor de Mensenrechten - Beeld: Klara Beck/Raad van Europa, Straatsburg.

Commissaris voor de Mensenrechten:
Human rights and Intersex People

In het rapport Human Rights and Intersex People 2015) heeft de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa Nils Muižnieks5Muižnieks was Commissaris voor de mensenrechten van 2012 tot 2018. een achttal aanbevelingen gepubliceerd.

  1. Lidstaten moeten een einde maken aan medisch onnodige “normaliserende” behandeling van intersekse personen, met inbegrip van onomkeerbare genitale chirurgie en sterilisatie, wanneer deze wordt uitgevoerd of toegediend zonder de vrije en volledig geïnformeerde toestemming van de betrokken persoon. Geslachtstoekennende behandeling moet beschikbaar zijn voor intersekse personen op een leeftijd waarop zij hun vrije en volledig geïnformeerde toestemming kunnen geven. Het recht van intersekse personen om geen geslachtstoekennende behandeling te ondergaan moet worden gerespecteerd.
  2. Intersekse personen en hun familie moeten interdisciplinair advies en ondersteuning krijgen, met inbegrip van peer support. De toegang van intersekse personen tot hun medische dossiers moet worden gewaarborgd.
  3. Nationale en internationale medische classificaties die variaties in geslachtskenmerken pathologiseren, moeten worden herzien met het oog op het wegnemen van belemmeringen voor het daadwerkelijk genieten van mensenrechten door intersekse personen, met inbegrip van het recht op het hoogst haalbare standaard van gezondheid.
  4. Lidstaten moeten de erkenning van intersekse personen voor de wet vergemakkelijken door het snel verstrekken van geboorteakten, burgerlijke registratiedocumenten, identiteitspapieren, paspoorten en andere officiële persoonlijke documenten, met inachtneming van het zelfbeschikkingsrecht van intersekse personen. Flexibele procedures moeten in acht worden genomen bij het toewijzen en opnieuw toewijzen van sekse/gender in officiële documenten, waarbij ook moet worden voorzien in de mogelijkheid om geen specifieke mannelijke of vrouwelijke geslachtsmarkering te kiezen. De lidstaten dienen de proportionaliteit van het verplicht stellen van geslachtsregistratie in officiële documenten te overwegen.
  5. Nationale wetgeving inzake gelijke behandeling en haatdelicten moet worden herzien om ervoor te zorgen dat deze wetgeving intersekse personen beschermt. Geslachtskenmerken moeten worden opgenomen als een specifieke grond in de wetgeving inzake gelijke behandeling en haatdelicten, of ten minste moet de grond van sekse of gender op gezaghebbende wijze worden geïnterpreteerd om geslachtskenmerken op te nemen als verboden grond van discriminatie.
  6. Nationale mensenrechtenstructuren zoals ombudsmannen, organen voor gelijke behandeling, mensenrechtencommissies en kinderombudsmannen moeten actief contact zoeken met intersekse personen, inclusief kinderen. Zij moeten een duidelijk mandaat krijgen om zich bezig te houden met kwesties die verband houden met intersekse personen en om slachtofferhulp aan hen te verlenen. De toegang van intersekse personen tot de rechter moet worden vergemakkelijkt.
  7. Lidstaten moeten onderzoek doen naar de situatie en de behoeften op het gebied van de bescherming van de mensenrechten van intersekse personen in verschillende omgevingen. Er is dringend behoefte aan een betere bewustmaking van het publiek en een betere beroepsopleiding over de problemen waarmee intersekse personen worden geconfronteerd. Intersekse personen en organisaties die hen vertegenwoordigen, moeten in staat worden gesteld om actief deel te nemen aan onderzoek naar henzelf en aan de ontwikkeling van maatregelen om hun genot van de mensenrechten te verbeteren.
  8. Schendingen van de mensenrechten die intersekse personen in het verleden hebben geleden, moeten worden onderzocht, publiekelijk worden erkend en rechtgezet. Ethische en professionele normen, juridische waarborgen en rechterlijke controle moeten worden versterkt om de naleving van de mensenrechten in de toekomst te waarborgen
  1. Member states should end medically unnecessary “normalising” treatment of intersex persons, including irreversible genital surgery and sterilisation, when it is enforced or administered without the free and fully informed consent of the person concerned. Sex assignment treatment should be available to intersex individuals at an age when they can express their free and fully informed consent. Intersex persons’ right not to undergo sex assignment treatment must be respected.
  2. Intersex persons and their families should be offered interdisciplinary counselling and support, including peer support. Intersex persons’ access to medical
    records should be ensured.
  3. National and international medical classifications which pathologise variations in sex characteristics should be reviewed with a view to eliminating obstacles to the effective enjoyment, by intersex persons, of human rights, including the right to the highest attainable standard of health.
  4. Member states should facilitate the recognition of intersex individuals before the law through the expeditious provision of birth certificates, civil registration documents, identity papers, passports and other official personal documentation while respecting intersex persons’ right to self-determination. Flexible procedures should be observed in assigning and reassigning sex/gender in official documents while also providing for the possibility of not choosing a specified male or female gender marker. Member states should consider the proportionality of requiring gender markers in official documents.
  5. National equal treatment and hate crime legislation should be reviewed to ensure that it protects intersex people. Sex characteristics should be included as a specific ground in equal treatment and hate crime legislation or, at least, the ground of sex/gender should be authoritatively interpreted to include sex characteristics as prohibited grounds of discrimination.
  6. National human rights structures such as ombudspersons, equality bodies, human rights commissions and children’s ombudspersons should be active in their outreach towards intersex people, including children. They should be clearly mandated to work on issues related to intersex people and to provide victim-support services to them. There is a need to facilitate intersex persons’ access to justice.
  7. Member states should carry out research into the situation and human rights protection needs of intersex people in different settings. There is an urgent need to improve public awareness and professional training about the problems encountered by intersex persons. Intersex people and organisations representing them should be enabled to participate actively in research concerning them and in the development of measures improving their enjoyment of human rights.
  8. The human rights violations intersex people have suffered in the past should be investigated, publicly acknowledged and remedied. Ethical and professional standards, legal safeguards and judicial control should be reinforced to ensure future human rights compliance.
Piet de Bruyn (Senator PACE) - Beeld: Sandro Weltin/Raad van Europa

Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (2):
Resolutie 2191(2017): stop onnodige medische behandeling

De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa6In het Engels PACE – Parliamentary Assembly of the Council of Europe roept in Resolutie 2191(2017) op een einde te maken aan de non-consensuele onnodige ‘normaliserende’ medische behandeling van intersekse kinderen (PACE 2017).

In resolutie 2191 (2017)  roept de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE) de lidstaten op de non-consensuele onnodige ‘normaliserende’ medische behandeling van intersekse personen te verbieden (PACE 2017). Behalve in situaties waarin het leven van een kind onmiddellijk gevaar loopt, moet iedere behandeling die tot doel heeft de geslachtskenmerken van intersekse kinderen te veranderen, worden uitgesteld tot het kind zelf kan beslissen. Verder wordt in de resolutie erkend dat bewustwording bij zowel gezondheidswerkers als de samenleving noodzakelijk is, en worden de lidstaten van de Raad van Europa opgeroepen intersekse personen die slachtoffer zijn van non-consensuele onnodige medische behandelingen een schadevergoeding toe te kennen.

Eerste keer

Het is de eerste keer dat een dergelijke resolutie op zo’n hoog politiek niveau is aangenomen. De rapportage en de resolutie, waar rapporteur Piet De Bruyn een jaar aan heeft gewerkt, was eerder al met algemene stemmen aangenomen door de Commissie voor Gelijkheid en Non-discriminatie van de Raad van Europa.

De resolutie is het logische vervolg op de in 2013 aangenomen resolutie 1952 (2013) over het recht van kinderen op lichamelijke integriteit (PACE 2013) en de in 2015 gepubliceerde aanbevelingen van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, Nils Muižnieks (Agius 2015).

Kort samengevat wordt in de resolutie opgeroepen tot het volgende:

Lidstaten worden opgeroepen om:

  • intersekse mensen in staat te stellen op te komen voor het recht op lichamelijke integriteit en lichamelijke autonomie,
  • intersekse mensen psychosociale en maatschappelijke hulp te bieden bij het omgaan met de uitdagingen die, ondermeer, voortkomen uit de houding van de maatschappij ten aanzien van intersekse.
  • de registratie van sekse zo in te richten dat intersekse mensen daar niet door gehinderd/gediscrimineerd worden,
  • discriminatie van intersekse personen op te nemen in antidiscriminatiewetgeving,
  • onderzoek te doen naar de situatie en rechten van intersekse mensen,
  • zowel professionals als het publiek bewust te maken van de situatie en rechten van intersekse mensen.

In het licht van het verdrag van Oviedo[3], de toepasselijke aanbevelingen gemaakt in Resolutie 1952 (2013)[4], de aanbevelingen van de Commissaris van de Mensenrechten van de Raad van Europa[5], en de talrijke aanbevelingen van de VN Verdragsorganisaties [6], roept de Algemene Vergadering de lidstaten op:

7.1 met betrekking tot het effectief beschermen van het recht van kinderen op lichamelijke integriteit en lichamelijke autonomie en om intersekse mensen in staat te stellen voor deze rechten op te komen:

7.1.1. verbied medisch onnodige sekse-“normaliserende” chirurgie, sterilisatie en andere behandelingen die op intersekse kinderen worden uitgeoefend zonder hun geïnformeerde toestemming;
7.1.2. verzeker dat, behalve in situaties waarin onmiddellijk levensgevaar bestaat, elke behandeling die de geslachtskenmerken van het kind, met inbegrip van hun gonaden, genitaliën of inwendige geslachtsorganen, verandert, wordt uitgesteld tot het moment dat het kind in staat is deel te nemen aan de beslissing, gebaseerd op het recht op zelfbeschikking en op het beginsel van vrije en geïnformeerde toestemming;
7.1.3. bied alle intersekse mensen gezondheidszorg die wordt aangeboden door een gespecialiseerd multidisciplinair team dat een holistische en patiëntgerichte aanpak heeft en niet alleen bestaat uit medische professionals maar ook andere relevante professionals zoals psychologen, maatschappelijk werkers en ethici, en gebaseerd op richtlijnen ontwikkeld door intersekse-organisaties en de betrokken professionals;
7.1.4. verzeker dat intersekse mensen in hun gehele leven daadwerkelijk toegang hebben tot de gezondheidszorg;
7.1.5. verzeker dat intersekse mensen volledige toegang hebben tot hun medische dossiers;
7.1.6. verstrek uitgebreide en actuele training voor deze aangelegenheden aan alle medische, psychologische en andere betrokken beroepsbeoefenaars, met daarin een duidelijke boodschap dat intersekselichamen het resultaat zijn van natuurlijke verschillen in geslachtsontwikkeling en als zodanig niet moeten worden aangepast;

7.2. met het oog op intersekse mensen, hun ouders en de mensen om hen heen hulp te bieden bij het omgaan met de uitdagingen die, onder meer, door optreden door de sociale houdingen ten aanzien van variaties in geslachtskenmerken:

7.2.1. verzeker dat adequate psycho-sociale ondersteuningsmechanismen voor intersekse mensen en hun families gedurende hun hele leven beschikbaar zijn;
7.2.2. ondersteun maatschappelijke organisaties die werken aan het doorbreken van de stilte rond de situatie van intersekse mensen en een omgeving creëren waarin intersekse mensen zich veilig voelen om openlijk over hun ervaringen te spreken;

7.3. met betrekking tot burgerlijke staat en juridische erkenning van het geslacht:

7.3.1. verzeker dat wetten en praktijken die betrekking hebben op de registratie van geboorten, met name wat betreft het vastleggen van het geslacht van een pasgeborene, het recht op het privéleven volledig respecteren door voldoende flexibiliteit te bieden om in de situatie van intersekse kinderen te handelen zonder dat ouders of medische professionals gedwongen zijn de intersekse status van een kind onnodig te onthullen;
7.3.2. vereenvoudig juridische procedures voor erkenning van het geslacht in overeenstemming met de aanbevelingen die de Vergadering heeft aangenomen in resolutie 2048 (2015)[URL] en verzeker met name dat deze procedures voor iedereen snel, transparant en toegankelijk zijn op basis van zelfbeschikking;
7.3.3. verzeker, ongeacht waar geslachtsclassificaties door de overheid worden gebruikt, dat een reeks opties beschikbaar is voor iedereen, inclusief intersekse mensen die zich niet als mannelijk of vrouwelijk identificeren;
7.3.4. overweeg om de registratie van sekse op geboortecertificaten en andere identiteitsdocumenten voor iedereen optioneel te maken;
7.3.5. verzeker dat intersekse mensen, overeenkomstig het recht op eerbiediging van het privéleven, niet worden uitgesloten van het aangaan van een geregistreerd partnerschap of huwelijk, of van het in een dergelijk partnerschap of huwelijk blijven als gevolg van de wettelijke erkenning van hun geslacht;

7.4. met betrekking tot de bestrijding van discriminatie tegen intersekse mensen, verzeker dat wetgeving tegen discriminatie effectief van toepassing is op en bescherming biedt aan intersekse mensen door geslachtskenmerken als een specifieke grond in alle antidiscriminatiewetgeving op te nemen en/of door bewustwording te creëren onder advocaten, politie, aanklagers, rechters en alle andere relevante beroepsbeoefenaars alsook intersekse personen voor de mogelijkheid om discriminatie tegen hen aan te pakken op de discriminatiegrond geslacht, of op een ‘andere’ (niet gespecificeerde) grond waarbij de lijst van dicriminatiegronden in relevante nationale anti-discriminatie bepalingen niet-uitputtend zijn;

7.5. verzamelen van meer gegevens en het uitvoeren van verder onderzoek naar de situatie en rechten van intersekse mensen, met inbegrip van de effecten op de lange termijn van sekse- “normaliserende” chirurgie, sterilisatie en andere behandelingen uitgevoerd op intersekse mensen zonder hun vrije en geïnformeerde toestemming, en in samenhang hiermee:

7.5.1. Onderzoek de schade die is veroorzaakt door invasieve en/of onomkeerbare sekse-“normaliserende” behandelingen die in het verleden op individuen zonder hun toestemming zijn uitgevoerd en overweeg het toekennen van schadevergoeding, eventueel via een specifiek fonds, aan indiviuen die hebben geleden als gevolg van een dergelijke behandeling die zij hebben ondergaan;
7.5.2. houd om een volledig beeld te krijgen van de huidige praktijk een overzicht bij van alle interventies die worden uitgevoerd op de geslachtskenmerken van kinderen;

7.6. Voer campagnes uit om zowel professionals als de publieke opinie bewust te maken van de situatie en de rechten van intersekse mensen.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Straatsburg

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM):
M vs. FRANCE: Obiter dicta

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een gerechtelijk orgaan van de Raad van Europa dat klachten behandelt over schendingen van de rechten vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Individuen, groepen en lidstaten kunnen zaken voorleggen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De uitspraken van het EHRM zijn bindend voor de betrokken lidstaten en moeten worden nageleefd. Het Hof speelt een cruciale rol in de bescherming en bevordering van mensenrechten in Europa en draagt bij aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke rechtsnorm in de lidstaten van de Raad van Europa.

De klachtenprocedure is grofweg onder te verdelen in vijf kernmomenten:

  • Ontvankelijkheid: Een klacht moet aan bepaalde criteria voldoen, zoals het uitputten van nationale rechtsmiddelen en het indienen van de klacht binnen zes maanden na de laatste nationale beslissing.
  • Communicatie: Als een klacht ontvankelijk is, wordt deze ‘gecommuniceerd’, wat betekent dat de regering van de betrokken lidstaat formeel op de hoogte wordt gesteld en wordt gevraagd om opmerkingen te geven.De klachtenprocedure is grofweg onder te verdelen in vijf kernmomenten:
  • Beslissing: Een Kamer van zeven rechters kan de klacht verwerpen, een schikking faciliteren of een vonnis vellen. Als een zaak bijzonder belangrijk of complex is, kan deze worden doorverwezen naar de Grote Kamer, bestaande uit zeventien rechters.
  • Bindende uitspraken: De uitspraken van het EHRM zijn bindend. Lidstaten zijn verplicht om gevolg te geven aan de uitspraken en eventuele schendingen te verhelpen.
  • Uitvoering: Het Comité van Ministers van de Raad van Europa houdt toezicht op de uitvoering van de uitspraken van het Hof door de lidstaten.

Eén van vereisten voor het indienen van een klacht bij het EHRM is dat alle rechtsmiddelen al zijn uitgeput. Dat betekent dat iedere mogelijkheid om een klacht in eigen land in te dienen moet zijn gebruikt en dat de klacht daar is afgewezen of niet-ontvankelijk is verklaard. Dat is precies waar het misging met een klacht die in 2022 werd ingediend door een intersekse persoon uit Frankrijk7M c. FRANCE, ECLI:CE:ECHR:2022:0426DEC004282118. De klacht werd niet-ontvankelijk verklaard omdat niet alle mogelijkheden om een klacht in Frankrijk in te dienen waren gebruikt.

(De oorspronkelijke samenvatting is in het Engels.)

M tegen Frankrijk (dec.)42821/18

Beslissing 26.4.2022 [Afdeling V].

Artikel 3

Vernederende behandeling
Onmenselijke behandeling

Toepasselijkheid op “vervrouwelijkende” medische ingrepen uitgevoerd op een intersekse persoon tijdens de kindertijd, zonder medeweten of toestemming van de persoon: vraag opengelaten

Artikel 6

Strafrechtelijke procedures
Artikel 6-1
Toegang tot de rechter

Verjaringstermijn ingeroepen naar aanleiding van een strafrechtelijke klacht van een interseksepersoon betreffende “vervrouwelijkende” medische ingrepen die tijdens de kindertijd zijn uitgevoerd, terwijl er nog andere rechtsmiddelen openstonden: niet-ontvankelijk

Feiten – Verzoeker, geboren in 1977, is een intersekse persoon die tijdens zijn kindertijd en adolescentie “feminiserende” chirurgie en medische behandeling heeft ondergaan. Volgens verzoekster heeft dit geleid tot ernstige psychologische en psychiatrische problemen en tot haar erkenning als gehandicapte werkneemster. Als gevolg daarvan leeft zij van de uitkering die haar op die grond is toegekend, kan zij geen vast werk vinden en heeft zij moeite om zowel sociaal als economisch te integreren.

Verzoekster beklemtoonde dat haar ouders bij haar geboorte en bij het begin van haar behandeling slechts gedeeltelijke en onjuiste informatie hadden ontvangen, dat de beslissing om een “vervrouwelijkende” behandeling uit te voeren was genomen toen zij nog te jong was om haar toestemming te geven, en dat zij nadien niet was ingelicht over het doel van de behandelingen die zij onderging. Zij voerde aan dat zij hiervan pas in 2000 op de hoogte was geraakt toen een deel van haar correspondentie per ongeluk was onderschept, en dat een medisch deskundige haar pas in 2014 had uitgelegd wat de betekenis van haar status was en wat het doel van de operaties was.

In november 2015 diende verzoekster bij de tribunal de grande instance een strafklacht in tegen onbekenden wegens mishandeling, en verzocht zij om zich als burgerlijke partij in de procedure te voegen. De onderzoeksrechter weigerde echter een onderzoek in te stellen op grond van het feit dat de verjaringstermijn was verstreken in november 2005, dat wil zeggen tien jaar nadat het slachtoffer meerderjarig was geworden.

Verzoekster voerde tevergeefs aan dat, aangezien zij niet naar behoren was geïnformeerd door de artsen die haar behandelden, er vóór de onderschepping van de brief in 2000 een “onoverkomelijk obstakel voor vervolging” was geweest en dat de verjaringstermijn derhalve was geschorst en pas op die datum was gaan lopen.

Met een beroep op artikel 3 van het Verdrag beklaagde verzoekster zich erover dat zij niet het voordeel had gehad van een daadwerkelijk officieel onderzoek naar deze feiten. Zij stelde dat de Staat niet had voldaan aan zijn verplichting om doeltreffende maatregelen te nemen om haar te beschermen tegen de slechte behandeling waaraan zij door anderen was onderworpen.

Op grond van artikel 6, lid 1, van het Verdrag stelde zij dat de weigering om een onderzoek in te stellen naar aanleiding van haar klacht en haar verzoek om zich als burgerlijke partij in de procedure te voegen, een schending van haar recht op toegang tot de rechter inhielden.

Recht – Artikel 3

(a) Toepasselijkheid – Zaken betreffende medische ingrepen kunnen ook worden getoetst aan artikel 8 van het Verdrag, ook wanneer verzoekers aanvoeren dat de betrokken ingrepen zonder toestemming van de patiënt zijn uitgevoerd.

Om binnen de werkingssfeer van artikel 3 te vallen, waarop verzoekers zich beriepen, moest mishandeling een minimumniveau van ernst bereiken. De beoordeling van dit minimum was relatief; het hing af van alle omstandigheden van het geval, zoals de duur van de behandeling, de fysieke en mentale effecten ervan en, in sommige gevallen, het geslacht, de leeftijd en de gezondheidstoestand van het slachtoffer, en van de vraag of hij of zij zich in een kwetsbare positie bevond. Hoewel normaal gesproken een voornemen om het slachtoffer te verwonden, te vernederen of te vernederen vereist is om mishandeling binnen de werkingssfeer van artikel 3 te laten vallen, kan het ontbreken van een dergelijk voornemen de toepasselijkheid van die bepaling niet definitief uitsluiten.

Een medische procedure die zonder therapeutische noodzaak en zonder de geïnformeerde toestemming van de betrokkene wordt uitgevoerd, kan mishandeling in de zin van artikel 3 vormen. Wat het eerste aspect betreft, kon een maatregel die vanuit het oogpunt van de gevestigde beginselen van de geneeskunde therapeutisch noodzakelijk was, in beginsel niet als onmenselijk en vernederend worden beschouwd. Het bestaan van een medische noodzaak moest dus op overtuigende wijze worden aangetoond. Wat het tweede aspect betreft, zou op het gebied van medische bijstand het opleggen van een medische behandeling zonder toestemming van een geestelijk competente volwassen patiënt een inbreuk vormen op zijn of haar recht op lichamelijke integriteit, zelfs wanneer de weigering om een bepaalde behandeling te aanvaarden tot een fatale afloop zou kunnen leiden. Als de patiënt minderjarig was, was de geïnformeerde toestemming van zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger vereist.

De sterilisatie van een persoon zonder therapeutisch doel en zonder zijn of haar geïnformeerde toestemming was in beginsel onverenigbaar met de eerbiediging van de vrijheid en de menselijke waardigheid en kwam neer op een behandeling in strijd met artikel 3. Hetzelfde gold voor genitale verminking. Hetzelfde gold voor genitale verminking.

Het Hof liet in het midden of, in het licht van de voorgaande overwegingen, de “normaliserende” medische procedures in kwestie in de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval binnen de werkingssfeer van artikel 3 konden vallen, aangezien de klacht op grond van deze bepaling hoe dan ook niet-ontvankelijk was omdat de nationale rechtsmiddelen niet waren uitgeput.

(b) Uitputting van de nationale rechtsmiddelen – Verzoekster had haar klacht op grond van artikel 3 niet eerder, zelfs niet ten gronde, bij het Hof van Cassatie ingediend.

Conclusie: niet-ontvankelijk (niet-uitputting van nationale rechtsmiddelen).

Artikel 6: een civiele vordering tot schadevergoeding was niet komen te vervallen toen verzoekster ervoor had gekozen een strafrechtelijke klacht in te dienen bij de senior onderzoeksrechter samen met een verzoek om zich als civiele partij in de procedure te voegen. De vordering tot schadevergoeding verjaart tien jaar na de stabilisatie van het lichamelijk letsel waarover wordt geklaagd, een termijn die oploopt tot twintig jaar in het geval van schade die met name is veroorzaakt door foltering of barbaarse handelingen of door geweld tegen een minderjarige, zoals door verzoekster is aangevoerd. Verzoekster had in haar pleidooi voor het Hof immers zelf aangevoerd dat de schade waarover zij klaagde, nog niet was gestabiliseerd. Bovendien bleek uit de opmerkingen van de regering dat het voor verzoekster mogelijk bleef om bij de administratieve rechter een vordering tot schadevergoeding tegen het openbare ziekenhuis in te stellen.

Derhalve kon niet worden gesteld dat verzoekster de toegang tot de rechter was ontzegd voor de vaststelling van haar burgerrechten, enkel op grond van de beslissing om geen gerechtelijk onderzoek in te stellen met betrekking tot haar klacht en haar verzoek om zich als burgerlijke partij in de procedure te voegen.

Conclusie: niet-ontvankelijk (kennelijk ongegrond).

Ondanks dat de afwijzing kreeg de uitspraak toch ‘importance level’ 2. Dat betekent dat dat de uitspraak ‘geen significante bijdrage aan de jurisprudentie levert, maar niettemin verder gaat dan louter de toepassing van bestaande jurisprudentie’.81 = Zeer belangrijk: Alle uitspraken, besluiten en adviezen die niet zijn opgenomen in de Case Reports die een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling, verduidelijking of verduidelijking of wijziging van zijn jurisprudentie, in het algemeen of met betrekking tot een bepaalde staat.
2 = Middelmatig belang: Andere arresten, beschikkingen en adviezen die weliswaar geen significante bijdrage aan de jurisprudentie leveren, maar niettemin verder gaan dan louter de toepassing van bestaande jurisprudentie.
3 = Gering belang: Arresten, beschikkingen en adviezen van weinig juridisch belang, namelijk arresten en beschikkingen die bestaande jurisprudentie eenvoudigweg toepassen, minnelijke minnelijke schikkingen en doorhalingen (tenzij ze een bijzonder punt van belang aan de orde stellen).
Deze classificering heeft de uitspraak te danken aan de obiter dicta die de zeven rechters hebben toegevoegd. Een obiter dictum is een overweging die, in dit geval, een belangrijke rol zou hebben gespeeld in de uitspraak als de klacht ontvankelijk was verklaard.

De obiter dicta zeggen dat als de klacht wel ontvankelijk was verklaard, de artikelen 39Art. 3 EVRM: Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. en 810Art. 8,1 EVRM: Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens waarschijnlijk van toepassing zouden zijn:

(De oorspronkelijk uitspraak is in het Frans: M c. FRANCE, ECLI:CE:ECHR:2022:0426DEC004282118)

  1. Gezien de aard van de problemen in de onderhavige zaak, acht het Hof het nuttig de volgende beginselen met betrekking tot artikel 3 in herinnering te brengen, ook al is deze klacht niet-ontvankelijk wegens het niet uitputten van de nationale rechtsmiddelen. Het herinnert er ook aan dat zaken betreffende medische ingrepen aan artikel 8 van het Verdrag kunnen worden getoetst, ook wanneer de verzoekers aanvoeren dat de medische ingrepen in kwestie zonder toestemming van de patiënt werden uitgevoerd (zie bijvoorbeeld V. C. tegen Slowakije, nr. 18968/07, §§ 138-155, ECHR 2011 (uittreksels), Vasileva tegen Bulgarije, nr. 23796/10, §§ 57-58, 17 maart 2016, en L.F. tegen Ierland (dec.), nr. 62007/17, §§ 93-98, 10 november 2020).
  2. Om binnen de werkingssfeer van artikel 3 te vallen, de bepaling waarop de verzoeker zich beroept, moet de mishandeling een minimumniveau van ernst bereiken. De beoordeling van dit minimum is relatief; het hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder de duur van de behandeling en de lichamelijke of geestelijke gevolgen ervan en, soms, het geslacht, de leeftijd en de gezondheidstoestand van het slachtoffer (zie, bijvoorbeeld, Nicolae Virgiliu Tănase v. Roemenië [GC], nr. 41720/13, § 116, 25 juni 2019, Jalloh tegen Duitsland [GC], nr. 54810/00, § 67, ECHR 2006-IX, en V.C. tegen Slowakije, hierboven geciteerd, § 101), en zijn of haar kwetsbare situatie (zie Nicolae Virgiliu Tănase, hierboven geciteerd, ibid.). Hoewel het voornemen om het slachtoffer te verwonden, te vernederen of te kleineren in principe vereist is, wil een behandeling binnen de werkingssfeer van artikel 3 vallen, sluit het ontbreken van een dergelijk voornemen dit niet definitief uit (zie, bijvoorbeeld, hierboven geciteerd, Nicolae Virgiliu Tănase, §§ 122-123, Jalloh, § 68, en V.C. v. Slowakije, §§ 101 en 119).
  3. Een handeling van medische aard die wordt uitgevoerd zonder therapeutische noodzaak en zonder de geïnformeerde toestemming van de persoon die er het voorwerp van is, kan een mishandeling zijn in de zin van artikel 3. Wat het eerste punt betreft, oordeelde het Hof dat “een maatregel die volgens vaste medische opvattingen door therapeutische noodzaak is ingegeven, in beginsel niet als onmenselijk of vernederend kan worden beschouwd”. Het specificeerde echter dat de medische noodzaak “overtuigend aangetoond” moet worden. Het heeft dit beginsel vastgesteld in het kader van interventies tegen personen die van hun vrijheid zijn beroofd (zie bijvoorbeeld Herczegfalvy, hierboven aangehaald, § 82, Nevmerjitski v. Oekraïne, nr. 54825/00, § 94, ECHR 2005 II (uittreksels), Naoumenko v. Oekraïne, nr. 42023/98, § 112, 10 februari 2004 en Jalloh, hierboven aangehaald, § 69). Het heeft zijn toepassing echter uitgebreid tot interventies die in gewone ziekenhuizen worden uitgevoerd (zie bijvoorbeeld V.C. tegen Slowakije, hierboven aangehaald, §§ 103 en 106-120, ECHR 2011 (uittreksels), N.B. tegen Slowakije, nr. 29518/10, §§ 73-81, 12 juni 2012, en I.G. e.a. tegen Slowakije, nr. 15966/04, §§ 119-124, 13 november 2012). Wat het tweede punt betreft, heeft het Hof geoordeeld dat op het gebied van medische hulp, zelfs wanneer de weigering om een bepaalde behandeling te aanvaarden tot een fatale afloop zou kunnen leiden, het opleggen van een medische behandeling zonder toestemming van de patiënt als deze volwassen en bij zinnen is, een inbreuk vormt op het recht op lichamelijke integriteit van de betrokkene (zie o.a. V.C. tegen Slowakije, bovengenoemd, § 105), waarbij de lichamelijke integriteit wordt beschermd door artikel 3 (zie o.a. A.P., Garçon en Nicot v. Frankrijk, nrs. 79885/12 en 2 anderen, § 127, 6 april 2017). Als de patiënt minderjarig is, moet de geïnformeerde toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger worden verkregen (zie in het bijzonder, hierboven geciteerd, N.B. tegen Slowakije, § 74, en I.G. en anderen tegen Slowakije, §§ 122-123).
  4. Zo is de sterilisatie van een persoon zonder therapeutisch doel en zonder zijn of haar geïnformeerde toestemming in principe onverenigbaar met de eerbiediging van de menselijke vrijheid en waardigheid en vormt ze een behandeling die strijdig is met artikel 3 (zie, naast andere instanties, V.C. tegen Slowakije, N.B. tegen Slowakije en I.G. tegen Slowakije). Hetzelfde geldt voor genitale verminking (het Hof heeft dit geoordeeld in zaken betreffende vrouwelijke genitale verminking; zie Izevbekhai e.a. tegen Ierland (dec.), nr. 43408/08, § 73, 17 mei 2011, ES tegen Frankrijk (dec.), nr. 59345/11, 7 april 2015, en Sow tegen België, nr. 27081/13, § 64, 19 januari 2016), in het bijzonder wanneer die op een kind wordt uitgevoerd (zie Sow, hierboven aangehaald, dezelfde verwijzingen).
  5. Het Hof houdt de vraag aan of, in het licht van de voorgaande overwegingen, de medische handelingen van geslachtsverandering waar het hier om gaat, in de omstandigheden van het onderhavige geval waarschijnlijk binnen de werkingssfeer van artikel 3 van het Verdrag vallen, aangezien de klacht op grond van die bepaling in elk geval niet-ontvankelijk is omdat de nationale rechtsmiddelen niet zijn uitgeput.
Luchtfoto van het Europees Parlement in Brussel

Europese Unie

Het bekendste ‘Europa’ is ongetwijfeld de Europese Unie (EU), als was het maar omdat iedere munt in je portemonnee je daaraan herinnert, maar ook omdat belangrijke wet- en regelgeving niet meer uit ‘Den Haag’ komt maar uit ‘Brussel’. De EU is een supranationale organisatie; dat betekent dat de lidstaten onderling besluiten kunnen nemen die voor alle lidstaten geldt.

De EU is een politieke en economische unie van 27 Europese landen.11België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden.
Het Verenigd Koninkrijk was eerder lid van de EU, maar is eruit gestapt na het Brexit-referendum en is sinds 31 januari 2020 geen lid meer.
Ze heeft een eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Belangrijke instituties zijn het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie. Als een zelfstandig functionerende organisatie binnen de EU rapporteert de EU Fundamental Rights Agency (FRA) aan zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement.

Het Europees Parlement is het wetgevende orgaan van de EU. De leden worden direct gekozen door de burgers van de EU-landen. Het Parlement werkt samen met de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie om wetten aan te nemen en te wijzigen.

Het Europees Parlement bestaat uit 705 leden (Europarlementariërs) die elke vijf jaar rechtstreeks worden gekozen door de burgers van de EU-lidstaten. Het Parlement speelt een belangrijke rol in de wetgevende procedure van de EU, omdat het wetten beoordeelt, wijzigt en goedkeurt in samenwerking met de Raad van de Europese Unie. Daarnaast houdt het Parlement toezicht op de werkzaamheden van de Europese Commissie en keurt het de EU-begroting goed. Het Europees Parlement is uniek omdat het een transnationale democratische instelling is, die de belangen van burgers uit diverse landen vertegenwoordigt.

Hoewel de parlementsleden in hun eigen land bekend zijn als vertegenwoordigers van een nationale politieke partij, vormen die partijen in het Europees Parlement geen eigen fractie. In plaats daarvan zijn leden van het Europees Parlement lid van samenwerkende fracties. Zij verenigen zich daarin niet naar nationaliteit, maar naar politieke voorkeur. Er zijn momenteel 7 fracties in het Europees Parlement.

In het Europees Parlement zijn de leden (Europarlementariërs) georganiseerd in verschillende politieke groeperingen. Deze groeperingen vertegenwoordigen een breed spectrum van politieke overtuigingen. Hier volgt een overzicht van enkele van de voornaamste politieke groeperingen, gebaseerd op informatie tot 2022:

  1. Fractie van de Europese Volkspartij (EVP) : Dit is een centrum-rechtse groepering van christendemocraten en vaak de grootste of een van de grootste groeperingen in het Parlement. Ze bestaat voornamelijk uit christendemocratische en conservatieve partijen.
  2. Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (S&D): Deze centrum-linkse groepering bestaat voornamelijk uit sociaaldemocratische partijen.
  3. Vernieuw Europa (Renew Europe Group): Een liberale, pro-Europese groepering, die eerder bekend stond als de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE).
  4. Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie (Greens/EFA): Deze groepering combineert groene partijen met regionale en minderheidspartijen.
  5. Fractie Identiteit en Democratie (ID): Een rechts-nationalistische en eurosceptische groepering.
  6. Fractie Europese Conservatieven en Hervormers (ECR): Een rechts-conservatieve en gematigd eurosceptische groepering.
  7. Linkse Fractie in het Europees Parlement (GUE/NGL): Een linkse tot radicaal-linkse groepering, bestaande uit socialistische, communistische en andere linkse partijen.
  8. Niet-Ingeschrevenen (NI): Leden die niet bij een van de officiële groeperingen horen, worden aangeduid als Niet-Ingeschrevenen.

Er zijn 23 leden nodig om een fractie te vormen en in een fractie moet minimaal een vierde van de lidstaten vertegenwoordigd zijn. De leden mogen slechts tot één fractie behoren. Sommige leden zijn van geen enkele fractie lid en in dat geval maken zij deel uit van de niet-ingeschrevenen.

Nederlandse partijen kunnen samenwerken in een Europese fractie:

  • CDA, Christenunie en 50Plus werken samen in de EVP,
  • GroenLinks en Volt werken samen in De Groenen/EVA,
  • D66 en VVD werken samen in Renew,
  • Partij voor de Dieren en SP werken samen in GUE/NGL
  • PvdA maakt deel uit van S&D
  • SGP en Ja21 werken samen in ECR
  • Forum voor Democratie is ‘niet-ingeschreven’ maar maakte eerder deel uit van ECR/ID
  • PVV maakt deel uit van ID

Voor meer informatie: https://www.parlement.com/id/vl2gdhb0s7p4/nederlandse_partijen_in_de_fracties_van

De Europese Commissie is het uitvoerende orgaan van de EU, verantwoordelijk voor het voorstellen van wetten, handhaven van EU-regels en beheren van de EU-begroting. Ze bestaat uit 27 commissarissen, één uit elk lidstaat.

De Europese Commissie wordt geleid door een voorzitter. De Commissie fungeert als een soort ‘kabinet’ van de EU en heeft het monopolie op het initiatiefrecht, wat betekent dat alleen zij nieuwe EU-wetten kan voorstellen. Ze ziet ook toe op de naleving van EU-wetten en -verdragen en kan bij overtredingen juridische stappen ondernemen.

De Europese Raad bestaat uit de regeringsleiders van de EU-lidstaten en stelt de algemene politieke richting en prioriteiten van de EU vast.

De Europese Raad is een van de belangrijkste besluitvormende organen van de Europese Unie. Het bestaat uit de regeringsleiders van de EU-lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Europese Commissie. De Europese Raad komt vier keer per jaar bijeen om de algemene politieke richting en prioriteiten van de EU te bepalen. Hier worden op het hoogste niveau beslissingen genomen over kwesties zoals buitenlands beleid, economische strategieën en crisisbeheer. Hoewel de Europese Raad geen wetgevende macht heeft, speelt hij een cruciale rol in het vormgeven van het beleid en de toekomstige richting van de EU.

De Fundamental Rights Agency (FRA) is een gespecialiseerd agentschap van de Europese Unie. Het valt onder de institutionele structuur van de EU en rapporteert aan zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement. Hoewel het geen wetgevende bevoegdheden heeft, speelt het een belangrijke rol in het adviseren en informeren van EU-instellingen en lidstaten over kwesties die verband houden met fundamentele rechten. De FRA heeft met onderzoek een belangrijke bijdrage geleverd aan emancipatie van intersekse personen.

Mensenrechten binnen de Europese Unie (EU), van oorsprong toch een economisch en politiek verbond, zijn nog maar relatief kort geleden bindend erkend. In het Verdrag van Maastricht (1992) werd bepaald dat de EU fundamentele rechten respecteert. Maar pas in 2009, toen het Verdrag van Lissabon inging, werd het EU Handvest voor de grondrechten bindend voor instellingen van de EU en voor de lidstaten van de EU voor zover die EU-regels toepassen. In het Handvest voor de grondrechten12De term ‘grondrechten’ (Engels: fundamental rights) wordt gebruikt voor het concept ‘mensenrechten’ in de specifieke interne context van de Europese Unie. Traditioneel wordt de term ‘grondrechten’ gebruikt in een constitutionele (grondwettelijke) context, terwijl de term ‘mensenrechten’ in het internationaal recht wordt gebruikt. De twee termen hebben een soortgelijke betekenis zoals blijkt bij vergelijking van de inhoud van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie met die van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Europees Sociaal Handvest. zijn de grondrechten opgenomen die voortkomen uit:

  • EU-verdragen,
  • internationale verdragen en overeenkomsten (waaronder het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens EVRM uit 1950 en het Europees Sociaal Handvest uit 1989),
  • gemeenschappelijke grondwettelijke tradities van de lidstaten van de EU,
  • diverse verklaringen van het Europees Parlement.
Overzicht Europees Parlement - foto: Emilie Gomez

Europees Parlement

Op 14 februari 2019 neemt het Europees Parlement een resolutie aan die  namens het Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs is ingediend door Claude Moraes. De resolutie roept de lidstaten op uitgebreide maatregelen te nemen ter bescherming van de rechten van intersekse personen. Dit omvat het voorstellen van wetgeving, het verbieden van niet-noodzakelijke medische behandelingen, en het bevorderen van bewustwording. Er wordt gepleit voor flexibele genderregistratie, financiële steun aan relevante organisaties, en een mensenrechten-gebaseerde benadering in onderzoek en beleid.

Behalve een uitgebreide inleiding heeft de resolutie zestien oproepen die verdeel zijn over vijf hoofdonderwerpen:

  • de rechten van intersekse mensen worden geschonden (punt 1),
  • medicalisering en patjoligie (2 – 8),
  • identiteitsdocumenten (9),
  • discriminatie (10-11),
  • publieksvoorlichting (12-16).

Resolutie 2018/2878(RSP) kort samengevat:

  1. Constatering dat de rechten van intersekse mensen worden geschonden en oproep aan de Commissie en de lidstaten om wetgeving voor te stellen.
  2. Veroordeling nnmb’s en oproep tot wetgeving die nnmb’s verbiedt.
  3. Oproep voor uitgebreid informeren van intersekse personen en hun ouders/verzorgers.
  4. Oproep voor steun aan organisaties die stigma van intersekse doorbreken.
  5. Oproep tot meer financiële steun aan intersekse organisaties.
  6. Oproep aan lidstaten eenvoudiger toegang tot medische dossiers én om een einde te maken aan nnmb’s.
  7. Oproep intersekse niet als ziekte te zien omdat dit in strijd is met het VN-Kinderrechtenverdrag.
  8. Oproep niet-gendernormatief gedrag van kinderen niet meet als pathologie te zien
  9. Oproep voor flexibele procedures voor het wijzigen van gendermarkers
  10. Oproep geslachtskenmerken als discriminatiegrondslag te erkennen
  11. Oproep goede praktijken over discriminate uit te wisselen en fundamentele rechten van kinderen te beschermen
  12. Oproep voor onderzoek op basis van mensenrechtenperspectief in plaats van medisch perspectief
  13. Oproep tot stop op financiering van medische onderzoek dat mensenrechten schendt en onderzoek naar de mensenrechtensituatie van intersekse personen te financieren
  14. Oproep de rechten van intersekse mensen op te nemen in het werk van EU-directoraten-generaal
  15. Oproep intersekse op te nemen in beleid en in de toekomstige strategie
  16. Oproep aan de Commissie bij te dragen aan uitwisseling over publieksvoorlichtinv van goede praktijken voor de bescherming van de mensenrechten en de lichamelijke integriteit van intersekse personen.

Hieronder volgt de Nederlandse vertaling van de aangenomen tekst zonder de inleidende bepalingen. De complete Engelstalige tekst is hier te vinden.

Het Europees Parlement,

  1. merkt op dat de schendingen van de mensenrechten van intersekse personen dringend moeten worden aangepakt en verzoekt de Commissie en de lidstaten om wetgeving voor te stellen om deze problemen aan te pakken;

Medicalisering en pathologisering

  1. veroordeelt ten stelligste behandelingen en operaties voor geslachtsnormalisering; is verheugd over wetten die dergelijke operaties verbieden, zoals in Malta en Portugal, en spoort andere lidstaten ertoe aan om zo snel mogelijk soortgelijke wetgeving in te voeren;
  2. benadrukt dat intersekse kinderen en intersekse personen met een beperking, alsook hun ouders en voogden, passende begeleiding en steun moeten krijgen, en dat zij uitvoerig geïnformeerd moeten worden over de gevolgen van behandelingen voor geslachtsnormalisering;
  3. verzoekt de Commissie en de lidstaten om organisaties te steunen die de stigmatisering van intersekse personen willen doorbreken;
  4. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de financiering voor maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met intersekse te verhogen;
  5. verzoekt de lidstaten om intersekse personen gemakkelijker toegang te verlenen tot hun medische dossier en om ervoor te zorgen dat kinderen niet blootgesteld worden aan onnodige medische behandelingen of operaties, zodat hun lichamelijke integriteit, autonomie en zelfbeschikking gevrijwaard blijven;
  6. is van mening dat het bestempelen van intersekse en haar varianten als een ziekte een rem vormt voor de uitoefening door intersekse personen van hun recht op de hoogst bereikbare gezondheidstoestand, dat verankerd is in het Verdrag van de VN inzake de rechten van het kind; verzoekt de lidstaten om ervoor te zorgen dat intersekse niet meer als een ziekte wordt beschouwd;
  7. is verheugd over het feit dat transidentiteiten in de elfde revisie van de ICD (ICD-11) tenminste tot op zekere hoogte uit de pathologische sfeer zijn gehaald; merkt echter op dat niet-gendernormatief gedrag tijdens de kindertijd als een pathologie wordt ondergebracht in de categorie “genderincongruentie” tijdens de kindertijd; verzoekt de lidstaten daarom om ervoor te zorgen dat deze categorie verwijderd wordt uit de ICD-11 en om toekomstige revisies van de ICD af te stemmen op hun nationale gezondheidsstelsels;

Identiteitsdocumenten

  1. benadrukt het belang van flexibele procedures bij geboorteregistratie; is verheugd over de wetten die sommige lidstaten hebben aangenomen en die wettelijke gendererkenning op basis van zelfbeschikking toestaan; spoort andere lidstaten ertoe aan om soortgelijke wetgeving aan te nemen, waaronder flexibele procedures om gendermarkers, zolang die nog geregistreerd worden, en namen op geboortecertificaten en identiteitsdocumenten te veranderen (met inbegrip van de mogelijkheid tot genderneutrale namen);

Discriminatie

  1. betreurt dat het niet erkennen van geslachtskenmerken een reden vormt voor discriminatie in de EU en benadrukt daarom dat dit criterium belangrijk is om intersekse personen toegang tot de rechter te bieden;
  2. verzoekt de Commissie om de uitwisseling van goede praktijken over dit onderwerp te stimuleren; verzoekt de lidstaten de wetgeving aan te nemen die nodig is om te waarborgen dat de fundamentele rechten van intersekse personen, waaronder ook kinderen, voldoende worden beschermd, geëerbiedigd en bevorderd, en te waarborgen dat zij volledig worden beschermd tegen discriminatie;

Publieksvoorlichting

  1.  verzoekt alle relevante belanghebbenden om onderzoek naar intersekse mensen uit te voeren vanuit het perspectief van de sociologie en mensenrechten, en niet vanuit een medisch perspectief;
  2. verzoekt de Commissie te garanderen dat de EU geen financiering verleent aan onderzoek of medische projecten die verder bijdragen aan de schending van de mensenrechten van intersekse personen in het kader van de Europese referentienetwerken (ERN’s); verzoekt de Commissie en de lidstaten onderzoek naar de mensenrechtensituatie van intersekse personen te steunen en te financieren;
  3. verzoekt de Commissie om de rechten van intersekse personen op een holistische en een op rechten gebaseerde manier te benaderen en om het werk van haar directoraatgeneraal Justitie en Consumentenzaken, haar directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur en haar directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid beter te coördineren teneinde een consistent beleid te garanderen alsook programma’s ter ondersteuning van intersekse personen, waaronder training van overheidsfunctionarissen en medische beroepsbeoefenaars;
  4. verzoekt de Commissie om de intersekse dimensie in haar meerjarige lijst met maatregelen voor LGBTI’s voor de huidige periode te versterken, en om nu te beginnen met de voorbereiding van een vernieuwde strategie voor de volgende meerjarige periode (2019-2024);
  5. verzoekt de Commissie om bij te dragen tot de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten voor de bescherming van de mensenrechten en de lichamelijke integriteit van intersekse personen;
Europese Commissie 2021 - Foto: Claudio Centonze

Europese Commissie:
Special Eurobarometer 493

De Europese Commissie is het uitvoerende orgaan van de Europese Unie en is verantwoordelijk voor het voorstellen van wetgeving, het uitvoeren van besluiten, het handhaven van EU-verdragen en het beheren van de dagelijkse activiteiten van de EU. De Commissie bestaat uit 27 commissarissen, één uit elke EU-lidstaat, en wordt geleid door een voorzitter. De Commissie werkt nauw samen met andere EU-instellingen, zoals het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, om het beleid en de wetgeving van de EU vorm te geven en uit te voeren.

De relatie met het Europees Parlement is bijzonder belangrijk omdat het Parlement de democratische controle uitoefent over de Commissie. Het Europees Parlement moet de voorzitter en de leden van de Commissie goedkeuren voordat ze hun functie kunnen uitoefenen. Het Parlement heeft ook de bevoegdheid om de Commissie ter verantwoording te roepen en kan zelfs een motie van wantrouwen indienen om de hele Commissie te ontslaan. Daarnaast speelt het Parlement een sleutelrol in het wetgevingsproces, aangezien veel EU-wetgeving de goedkeuring van zowel het Parlement als de Raad vereist.

In het algemeen is de Europese Commissie een van de belangrijkste instellingen van de Europese Unie en speelt het een centrale rol in het functioneren van de EU, van het voorstellen van wetgeving tot het beheren van diverse programma’s en initiatieven die de lidstaten ten goede komen.

Speciale Eurobarometer

Eurobarometer-enquêtes zijn regelmatige opiniepeilingen die worden uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Deze enquêtes zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de publieke opinie in de Europese Unie over een breed scala aan onderwerpen, zoals economie, gezondheid, sociale kwesties en politiek.

De ‘Special Eurobarometer’ rapporten zijn het resultaat van uitgebreide onderzoeken over specifieke thema’s; ze zijn bedoeld om gedetailleerde informatie te verstrekken over de attitudes en meningen van burgers in de EU-lidstaten. Deze rapporten worden gebruikt door beleidsmakers, onderzoekers en het algemene publiek om een beter begrip te krijgen van de standpunten en behoeften van de Europese bevolking. In 2019 is voor het eerst ook intersekse in zo’n onderzoek meegenomen. Daarvoor zijn in opdracht van de Europese Commissie in mei 2019 door TNS Nipo 1014 Nederlanders geïnterviewd over discriminatie.

Opvallend is dat in Nederland gedacht wordt dat lesbische, biseksuele, en homoseksuele personen (lhb personen) veel meer gediscrimineerd worden dan trans personen en intersekse personen. 60 procent van de Nederlanders denkt dat in hun land de discriminatie van lhb personen wijdverbreid is. Voor discriminatie van trans personen ligt dat percentage op 54 procent, terwijl slechts 34 procent denkt dat discriminatie van intersekse vaak voorkomt.

Minstens zo opvallend is dat de antwoorden op andere vragen een tegenovergesteld beeld laten zien.

Vooral als de ‘problematiek’ dichterbij komt of geassocieerd wordt met een hoge sociale positie, blijken Nederlanders minder gesteld te zijn op lhbti personen. Zo vindt 91 procent van de Nederlanders het prima als een directe collega intersekse is. Maar voor een hoge verkozen politieke functie daalt dat percentage al naar 84%. De vraag of het goed is als een kind van de geïnterviewde persoon een relatie aangaat met een intersekse persoon scoorde met 68% het laagst. Nederlanders zien liever dat hun kind een relatie aangaat met een lhb-persoon -en dus zelf tot die groep behoort- dan met een intersekse persoon.

(Zie de pagina Sociale Gevolgen voor meer informatie over de Speciale Eurobarometer 493.)

Uit de cijfers van het onderzoek zijn een drietal conclusies te trekken:

  • Intersekse loopt in de acceptatie ongeveer 5 tot 18 procentpunt achter op lhb. De acceptatie van transgender is nauwelijks beter.
  • De acceptatie is omgekeerd aan de verwachte discriminatie: ondanks dat mensen denken dat discriminatie van lhb aanmerkelijk vaker voorkomt dan de discriminatie van intersekse en transgender, zeggen zij vaker intersekse en transgender onacceptabel te vinden.
  • Dat de acceptatie makkelijker lijkt als de ‘problematiek’ verder weg staat, kan een indicatie zijn dat sociaal wenselijke antwoorden zijn gegeven: de acceptatie lijkt vooral ingegeven door veranderende sociale normen en waarden, en niet door intrinsieke acceptatie van lhbti.
Overzicht van werkgebieden EU Fundamental Rights Agency

EU Fundamental Rights Agency (FRA):
The fundamental rights situation of intersex people & EU-LGBTI II: A long way to go for LGBTI equality

De Fundamental Rights Agency (FRA) is een agentschap van de Europese Unie dat is opgericht om de fundamentele rechten van individuen binnen de EU te ondersteunen en te beschermen. Het agentschap biedt expertise en advies aan EU-instellingen en lidstaten over kwesties die verband houden met fundamentele rechten, zoals discriminatie, toegang tot justitie, en privacy. De FRA werkt nauw samen met andere EU-organen, nationale overheden en maatschappelijke organisaties om ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten van alle burgers worden gerespecteerd en bevorderd. Het agentschap heeft echter geen wetgevende macht en kan geen bindende besluiten nemen. Het dient voornamelijk als een adviserende en ondersteunende entiteit.

De organisatie werkt nauw samen met andere EU-organen zoals de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement, evenals met nationale overheden en maatschappelijke organisaties. Het agentschap verzamelt gegevens, doet onderzoek en publiceert rapporten die als basis kunnen dienen voor beleidsvorming en wetgeving op EU-niveau.

Binnen de EU-structuur heeft de FRA heeft een onafhankelijke status, wat betekent dat het autonoom functioneert in het uitvoeren van zijn taken, hoewel het wel verantwoording schuldig is aan de EU-instellingen. Het agentschap wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie en heeft zijn hoofdkantoor in Wenen, Oostenrijk.

The fundamental rights situation of intersex people

In 2015 werd het policy-paper The fundamental rights situation of intersex people gepubliceerd. Daarin werd ondermeer geconstateerd dat in 21 lidstaten van de EU ”normaliserende” chirurgische behandelingen op kinderen worden uitgevoerd.

The fundamental rightssituation of intersex children

Belangrijkste feiten

  • Veel lidstaten eisen wettelijk dat geboorten als mannelijk of vrouwelijk worden gecertificeerd en geregistreerd.
  • In ten minste 21 lidstaten worden sekse “normaliserende” operaties uitgevoerd bij intersekse kinderen.
  • In 8 lidstaten kan een wettelijke vertegenwoordiger toestemming geven voor sekse “normaliserende” medische ingrepen, onafhankelijk van de wil van het kind.
  • 18 lidstaten vereisen toestemming van de patiënt op voorwaarde dat het kind kan beslissen.
  • Discriminatie op grond van intersekse valt beter onder seksediscriminatie in plaats van discriminatie op grond van seksuele geaardheid en/of genderidentiteit, aangezien het fysieke (geslachts)kenmerken betreft.

Belangrijkste conclusies

  • Juridische en medische professionals moeten beter worden geïnformeerd over de fundamentele rechten van intersekse personen, in het bijzonder kinderen.
  • Gendermarkeringen in identiteitsdocumenten en geboorteregisters moeten worden herzien om intersekse personen beter te beschermen.
  • Lidstaten moeten vermijden dat medische behandelingen van intersekse personen zonder toestemming ‘seksenormaliserend’ zijn.

EU-LGBTI II: A long way to go for LGBTI equality

In 2020 publiceerde de FRA de resultaten van een uitgebreid naar de mensenrechtensituatie van lhbti personen in de Europese Unie: EU-LGBTI II: A long way to go for LGBTI equality. De aanbevelingen uit het hierboven genoemde rapport werden daarin herhaald en uitgebreid met nieuwe informatie. Herhaaldelijk wordt in deze nieuwe versie benadrukt dat juridische en medische professionals met betrekking tot hun werk vaak onvoldoende kennis beschikken over belangrijke aspecten van de fundamentele rechten van intersekse personen, en van kinderen in het bijzonder.

 4. The fundamental rightssituation of intersex children (2015)

  • Intersekse personen worden geconfronteerd met verschillende uitdagingen die te maken hebben met de wet en medische interventies.
  • Juridische en medische professionals moeten zich beter bewust zijn van deze uitdagingen om ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten van intersekse personen volledig worden gerespecteerd – vooral als het om kinderen gaat.
  • Aangezien het fysieke (geslachts)kenmerken betreft, valt interseksediscriminatie beter onder seksediscriminatie dan onder discriminatie op basis van seksuele geaardheid en/of genderidentiteit.
  • Intersekse personen, vooral kinderen, blijven kwetsbaar voor discriminatie zolang geboorte- en andere registers de sekse-identiteit niet correct registreren en zolang ze medisch gediagnosticeerd worden als man of vrouw met gezondheidsstoornissen.
  • Om intersekse personen te beschermen moeten alternatieven voor het gebruik van gender markers in identiteitsdocumenten overwogen worden. Ook genderneutrale markers kunnen overwogen worden. Dit is vooral belangrijk voor geboorteregistraties/akten in situaties waar de sekse van het pasgeboren kind.
  • De EU-lidstaten moeten vermijden dat intersekse personen zonder hun vrije en geïnformeerde toestemming medische behandelingen moeten ondergaan die hun sekse normaliseren. Dit zou helpen voorkomen dat de grondrechten van intersekse personen, met name kinderen, worden geschonden door praktijken met onomkeerbare gevolgen.

Referenties en verwante onderwerpen

  1. Agius S. Human Rights and Intersex People. Issue Paper. Strasbourg, France: Council of the Europe – Commissioner for Human Rights, 2015.
  2. European Commision Directorat-General for Communication. Special Eurobarometer 493: Discriminition in the European Union. European Commission, Directorat-General for Justice and Consumers, May 2019 2019. Rapport Nr. DS-03-19-690-EN-N. ISBN 978-92-76-11049-1. https://doi.org/10.2838/5155
  3. European Parliament. Resolution of 14 February 2019 on the rights of intersex people (2018/2878(RSP)). P8_TA-PROV(2019)0128 ed. Brussels, Belgium: European Parliament, 2019.
  4. European Union Agency for Fundamental Rights. The fundamental rights situation of intersex people. Focus Paper. Wien, Österreich: FRA – European Union Agency for Fundamental Rights, 2015.
  5. European Union Agency for Fundamental Rights. EU-LGBTI II: A long way to go for LGBTI equality. Luxembourg: European Union Agency for Fundamental Rights (FRA), 2020. Rapport Nr. TK-02-20-297-EN-N. ISBN 978-92-9474-968-0. https://doi.org/10.2811/348583
  6. O’Leary S, Yudkivska G, Mourou-Vikström S, Lətif H, Chanturia L, Bårdsen A, Guyomar M. 42821/18 Cour européenne des droits de l’homme (cinquième section). Strasbourg, France: Council of Europe; 2022. URL: https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-217430.
  7. Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. Resolution 1952 (2013) – Children’s right to physical integrity. Strasbourg: Raad van Europa, 2013.
  8. Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. Resolution 2191 (2017) – Promoting the human rights of and eliminating discrimination against intersex people. Strasbourg: Raad van Europa, 2017.

Beeld: DALL-E 3 (Kaart van Europa in regenboogkleuren), iStock.com/drpnncpp (ringband), Ellen Wuibaux/Raad van Europa (Vergadering Raad van Europa), fotograaf onbekend/Raad van Europa (Marlene Rupprecht),  Klara Beck/Raad van Europa (Nils Muižnieks), Sandro Weltin/Raad van Europa (Piet de Bruyn), CherryX/Wikipedia (EHRM), Simon Schmitt/Europese Unie (Luchtfoto Europees Parlement), Emilie Gomez/Europese Unie (Vergadering Europees Parlement), Claudio Centonze/Europese Unie (Europese Commissie), EU Fundamental Rights Agency (Topics FRA )

Laatst gewijzigd op 16 januari 2024 door Miriam van der Have