Bepalen chromosomen je geslacht?
Het korte antwoord is nee. Maar het blijft voor veel mensen moeilijk te begrijpen. Hoe zat het ook alweer met die chromosomen? En hoe kunnen we sekse beter uitleggen in lesmateriaal van scholen en universiteiten? In dit artikel wordt niet alleen de complexiteit van geslachtsdifferentiatie uitgelegd, maar wordt ook ingegaan op de problematische definitie van ‘man’ en ‘vrouw’. De conclusie is dat de gehele maatschappij anders over sekse en gender moet gaan denken en dat organisaties die seksediversiteit belangrijk vinden moeten samenwerken met andere organisaties voor wie de definitie van man en vrouw relevant is.
Drie belangrijke voorwaarden?
Toen de ‘geslachtschromosomen’ ontdekt werden en duidelijk werd dat ‘alle’ vrouwen XX-chromosomen hebben en ‘alle’ mannen XY-chromosomen, werd al snel geconcludeerd dat het Y-chromosoom verantwoordelijk is voor de vermannelijking.1Pas in 1952 werd onomstotelijk vastgesteld dat de mens 46 chromosomen in 23 paren heeft. [29] Het idee van X- en Y-chromosomen als geslachtschromosomen werd al in 1905 beschreven door Nettie Stevens en Edmund Beecher Wilson. Ze werkten onafhankelijk van elkaar maar kwamen tot vergelijkbare conclusies over de rol van deze chromosomen bij geslachtsbepaling. Dat chromosomen een rol speelden in erfelijkheid was twee jaar daarvoor ontdekt door Walter Sutton[27] Iets té snel, eigenlijk. Later werd ontdekt dat het SRY-gen een rol speelt[26]. SRY staat voor Sex determining Region of Y. Dit is een heel klein stukje van het Y-chromosoom – pakweg 1/65.000ste van het complete Y-chromosoom. Dus toch het Y-chromosoom? Nee, want later werd ontdekt dat een heel stel andere genen ook een rol spelen. Sommige van die genen zijn onderdeel van het X-chromosoom, maar ook op de 22 andere chromosoomparen zijn genen te vinden die de ontwikkeling tot man of vrouw kunnen beïnvloeden.
1 De werking van een gen kan anders zijn dan verwacht als een aantal baseparen (de AT- en CG-combinaties waaruit een DNA-streng is opgebouwd) ontbreken, onverwacht andere informatie bevatten of juist dubbel aanwezig zijn.2 Maar zelfs als al deze genen precies volgens het boekje zijn aangelegd, functioneren ze alleen als de juiste hormonen worden aangemaakt. De relatie tussen genen en hormonen is als die tussen sloten en sleutels: je hebt het juiste slot en de juiste sleutel nodig om een gen ‘aan het werk te zetten’.
Hoewel testosteron en oestrogeen door veel mensen nog steeds respectievelijk ‘het mannelijke hormoon’ en ‘het vrouwelijke hormoon’ worden genoemd, is de werkelijkheid ingewikkelder. Dat blijkt al uit het feit dat zowel mannen als vrouwen zowel mannelijke als vrouwelijke hormonen aanmaken, al is het in andere verhoudingen. Deze hormonen worden via een aantal tussenstappen met behulp van eiwitten gemaakt uit cholesterol. Als één van de benodigde eiwitten ontbreekt, wordt het proces onderbroken: een hormoon wordt niet of minder aangemaakt en het van dat hormoon afhankelijke gen zal niet of minder werken.
Wie zegt ‘XX = vrouw, XY = man’, gaat dus uit van drie voorwaarden:
- Een flink aantal genen moeten allemaal volgens het boekje worden aangelegd.
- Androgenen (‘mannelijke hormonen’) en oestrogenen (‘vrouwelijke hormonen’) moeten in de juiste hoeveelheid, de juiste verhouding en vaak ook nog op het juiste tijdstip aanwezig zijn.2De termen ‘mannelijk hormoon’ en ‘vrouwelijk hormoon’ zijn simplistisch en zelfs enigszins misleidend, gezien de complexe functies die deze hormonen in het lichaam hebben, ongeacht het geslacht. Waarschijnlijk zijn de termen ontstaan aan het begin van de 20ste eeuw toen de endocrinologie zich begon te ontwikkelen. De hormonen kregen hun naam op basis van de weefsels waarin ze werden gevonden en hun geobserveerde functies.
- Er moeten precies twee geslachtschromosomen aanwezig zijn.
In een op de 90 mensen is dat niet het geval[11]. In de meeste gevallen merken die mensen daar zelf weinig van.
Tijdlijn
- 400 v. Chr.
- Hippocrates (circa 460-370 v.Chr.)
- Hippocrates, vaak beschouwd als de “vader van de geneeskunde,” dacht dat sekse het resultaat was van verschillende lichaamssappen. Deze theorie was simplistisch en hield geen rekening met genetische of chromosomale factoren.
- 335-322 v.Chr
- Aristoteles (384-322 v.Chr.)
- In werken als “Politica” en “De generatione animalium” (Over de voortplanting van dieren) stelde Aristoteles dat mannen van nature superieur waren aan vrouwen. Volgens Aristoteles was de man actief en rationeel, terwijl de vrouw passief en emotioneel was. Hij geloofde dat mannen en vrouwen fundamenteel verschillende rollen hadden in voortplanting, waarbij de man het “actieve” zaad leverde en de vrouw enkel een “passieve” ontvanger en bewaarder was.
- 162 -200
- Claudius Galenus (129-210)
- Galenus zag vrouwen als ‘onvoltooide’ mannen. Hij geloofde dat mannen en vrouwen vergelijkbare voortplantingsorganen hadden, maar dat die van de vrouw binnen het lichaam waren gelegen terwijl die van de man buiten het lichaam waren. Dit idee staat bekend als het ‘one-sex model’.3 Volgens Galenus waren de vrouwelijke genitaliën in wezen een naar binnen gekeerde versie van de mannelijke genitaliën. Hij vergeleek, bijvoorbeeld, de baarmoeder met de testikels van de man.
Hij had ook opvattingen over de rol van het ‘zaad’ in de voortplanting, die gedeeltelijk voortbouwden op de ideeën van Aristoteles. Galenus geloofde dat zowel mannen als vrouwen ‘zaad’ produceerden en dat de menging van deze zaden leidde tot conceptie.
Hoewel sommige van zijn opvattingen over sekse en voortplanting achterhaald zijn door modern medisch onderzoek, waren zijn ideeën invloedrijk in de antieke wereld en hadden ze een blijvende impact op de medische theorieën in Europa tot in de Renaissance en daarna. - 1735
- Linnaeus (1707-1778)
- Carl Linnaeus introduceerde in ‘Systema Naturae’ een classificatiesysteem voor levende wezens, inclusief mensen. Hij maakte een onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken op basis van fysieke eigenschappen.
- 1859
- Darwin (1809-1882)
- Darwin’s theorie van natuurlijke selectie uit 1859 suggereerde dat sekseverschillen geëvolueerd zijn[5].
- 1865
- Mendel (1822-1884)
- Gregor Mendel legde in 1865 de basis voor de genetica[22], maar een chromosomale verklaring voor sekse ontbrak nog
- 1905
- Nettie Stevens (1861-1912)
- In 1905 ontdekte Nettie Stevens dat chromosomen een rol spelen in de geslachtsbepaling, wat een belangrijke stap was in het begrip van genetische verschillen tussen de seksen.
- 1938
- Henry Turner (1892-1870)
- Ontdekking van het Syndroom van Turner[31], maar zonder dat toen iets bekend was over het X0-karyotype.
- 1942
- Harry Klinefelter (1912-1990)
- Ontdekking van het Syndroom van Klinefelter[19], maar zonder dat toen iets bekend was over het XXY-karyotype.
- 1955
- John Money (1921-2006)
- John Money gebruikt in een publicatie voor het eerst het de term ‘gender role’ waarmee hij een academisch kader creëerde waarin het sociale begrip gender los beschouwd wordt van het biologische begrip sekse [23].
- 1953
- John McLean Morris (1914-1993)
- De Amerikaanse gynaecoloog John McLean Morris was een van de eerste artsen die in een publicatie het androgeenongevoeligheidsyndroom beschreef; omdat de genetische oorzaak nog niet bekend was, sprak hij over ‘testicular feminization in male pseudohermaphrodites’[24].
- 1953
- James Watson (1928) en Francis Crick (1916-2004)
- Het dubbele helix-model voor de structuur van DNA werd in 1953 ontwikkeld door James D. Watson en Francis Crick [33], met belangrijke bijdragen van Rosalind Franklin en Maurice Wilkins [12 , 32].
- 1956
- Joe Hin Tjio (1919-2001) en Albert Levan (1905-1998)
- Tjio en Levan bewezen dat bewezen mensen 46 chromosomen hebben, en niet 48 zoals eerder werd gedacht[29].
- 1959
- Charles Ford
- Charles Ford en collega’s ontdekten in 1959 het kenmerkende X0-karyotype bij vrouwen met het Syndroom van Turner dat 21 jaar eerder was beschreven door Henry Turner[10].
- 1959
- Patricia Jacobs (1934) en John A. Strong (1915-2012)
- Patricia Jacobs en John A. Strong ontdekten in 1959 het kenmerkende XXY-karyotype bij mannen met het Syndroom van Klinefelter dat 17 jaar eerder was beschreven door Harry Klinefelter[15].
- 1988
- Chawnshang Chang en Jan Trapman
- Teams in Chicago [4] en Rotterdam [30] slagen er onafhankelijk van elkaar en nagenoeg gelijktijdig in het Androgeen Receptor-gen te beschrijven brengen. Mutaties in dit gen blijken de genetische oorzaak te zijn van wat lange tijd ‘testiculaire feminisatie’ werd genoemd, maar inmiddels bekend staat als het androgeenongevoeligheidsyndroom[2].
- 1990
- Peter Goodfellow (1951) en Robin Lovell-Badge (1953)
- Ontdekking van het SRY-gen[26]. De identificatie van het SRY-gen was een belangrijke doorbraak in de genetica van geslachtsbepaling, omdat het het eerste gen was dat specifiek werd geïdentificeerd als een sleutelfactor in het proces dat leidt tot de ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken.
- 1993
- Anne Fausto-Sterling (1944)
- Vanaf de jaren ’90 tot heden pleit Anne Fausto-Sterling voor een complexer begrip van sekse, dat verder gaat dan een binair model[9].
- 2004
- Judith Butler (1956)
- In de publicatie ‘Undoing Gender’ komt de Amerikaanse filosoof en feminist Judith Butler tot de conclusie dat er misschien geen verschil bestaat tussen gender en sekse [3].
- 2012
- Jennifer Doudna (1964) en Emmanuelle Charpentier (1968),
- Doudna en Charpentier ontwikkelden de genetische technologie CRISPR/Cas9 waarmee ‘knippen en plakken’ van DNA mogelijk is[17]. Zij ontvingen hiervoor in 2020 de Nobelprijs voor chemie.
Intersekse of DSD
Als aan één van die voorwaarden niet wordt voldaan, noemen sociaal wetenschappers, juristen, en politici dat meestal intersekse terwijl gezondheidswerkers en medisch onderzoekers meestal spreken van DSD.4In 2006 introduceerden gezondheidswerkers de term ‘Disorders of Sex Development’ (DSD) tijdens een internationale consensusbijeenkomst. Deze nieuwe term werd geïntroduceerd ter vervanginging van de term intersekse. Hiermee, zo was de bedoeling, zou de focus gelegd worden op de medische aspecten van wat zij als aandoening zagen, dit zou een meer gestandaardiseerde en minder stigmatiserende benadering opleveren. Echter, de term DSD is controversieel en heeft zowel voor- als tegenstanders; critici vinden dat het pathologiseert wat velen zien als een natuurlijke variatie in menselijke ontwikkeling. [14 , 21] In grote lijnen betreft het dezelfde groep mensen, maar toch zijn intersekse en DSD geen synoniemen[13]. Op deze website staat een lange webpagina waarop wordt uitgelegd wat de verschillen zijn, maar hier is het voldoende om te weten dat DSD staat voor een groep van ongeveer veertig diagnoses waarvan artsen vinden dat die behandeld moeten worden in een gespecialiseerd ziekenhuis. Dat wordt het medische paradigma genoemd.
Intersekse mensen hebben meestal wel, maar soms ook niet, zo’n diagnose gekregen. Zij vinden dat ze soms een dokter nodig hebben, maar hun lichaam zien zij niet als een probleem. Als er als een probleem is, zeggen zij, dan is het dat de maatschappij wil dat intersekse mensen door artsen behandeld worden. Die behandelingen zijn vaak helemaal niet nodig en intersekse mensen hebben daar als kind geen toestemming voor kunnen geven. Op die manier, zegt bijvoorbeeld de Verenigde Naties, zijn de rechten van intersekse mensen geschonden. Dat wordt het mensenrechtenparadigma genoemd.
De twee paradigma’s kunnen niet naast elkaar bestaan[20]. Je kunt immers niet zeggen dat onnodige operaties moeten worden uitgevoerd én dat die operaties moeten worden verboden. Op den duur zal een van beide paradigma’s verdwijnen. Dat wordt een paradigmaverschuiving genoemd.5 Volgens de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn is een paradigma een heersend wetenschappelijk raamwerk of model dat de basis vormt voor onderzoek en interpretatie in een bepaald wetenschappelijk veld. Het paradigma bevat de algemeen geaccepteerde theorieën, methoden, en aannames die wetenschappers gebruiken om vragen te stellen en problemen op te lossen. Kuhn introduceerde dit concept in zijn boek “The Structure of Scientific Revolutions” uit 1962. Volgens hem vinden wetenschappelijke revoluties plaats wanneer het bestaande paradigma ontoereikend wordt en vervangen wordt door een nieuw, meer verklarend model. [20]
Zijn intersekse mensen dan man én vrouw?
De mensen die het betreft kunnen kenmerken van beide seksen hebben, of er kan een kenmerk ontbreken dat als bepalend wordt gezien voor een sekse.
Toch is het niet zo dat intersekse mensen ‘een beetje man en een beetje vrouw zijn’. De kennis over het eigen lichaam kan wel eens verwarrend zijn, maar de meeste intersekse mensen ervaren hun biologische sekse als man óf vrouw.
Gender
Tot nu toe hadden we het over sekse, dat is het (biologisch)geslacht. Meestal komt je sekse goed overeen met hoe je je voelt.
Maar wat als dat niet het geval is? Bijvoorbeeld wanneer je als jongen bent opgevoed, maar je je een meisje voelt? Dan gaat het niet meer over sekse maar over gender. Met gender kun je aangeven of je je man of vrouw voelt. Er wordt daarbij een verschil gemaakt tussen genderidentiteit (hoe je je voelt) en genderexpressie (hoe je je aan anderen presenteert).
De Amerikaanse wetenschapper Milton Diamond legt het verschil tussen gender en sekse als volgt uit: “De term sekse is gerelateerd aan anatomische structuur en het begrip gender houdt verband met een opgelegde of aangenomen sociale en psychologische toestand. Het uitleggen van het verschil aan angstige ouders en verwarde artsen neemt een groot deel van mijn tijd in beslag.” [7]
Geslacht heeft dus te maken met je lichaam en gender is hoe je jezelf ziet en/of presenteert aan je omgeving. Hoewel de uitleg van van Milton Diamond duidelijk is, worden de woorden ‘man’ en ‘vrouw’ gebruikt voor zowel sekse als gender en dat zorgt in de praktijk voor verwarring. Het zou beter zijn om bij gender de woorden mannelijk en vrouwelijk te gebruiken.
Tussen wal en schip
Vaker dan bij andere mensen, kan het gebeuren dat de genderidentiteit van een intersekse kind niet overeenkomt met de toegekende biologische sekse. Onderzoek toont aan dat de geslachtsregistratie van vijf procent van de intersekse mensen is gewijzigd, meestal nog voor de puberteit [8]. Dat komt doordat het zelfs voor specialisten onmogelijk is om met 100% zekerheid de toekomstige genderidentiteit te voorspellen. Gezondheidswerkers verwarren het afwijzen van het toegekende dikwijls met genderdysforie, maar in werkelijkheid ligt het probleem bij de onjuiste geslachtstoekenning. Intersekseorganisaties willen dat ieder intersekse kind het geslacht man of vrouw wordt toegekend, en dat het zo eenvoudig mogelijk moet zijn om dat geslacht later te wijzigen naar man, vrouw, of niet-geregistreerd[6 , 28].
Intersekse mensen die de oorspronkelijk toegekende sekse hebben verworpen, vallen soms tussen wal en schip. Zowel bij transgendergroepen als bij intersekseorganisaties en DSD-patiëntenorganisaties kunnen ze niet terecht met hun dikwijls voor alle groepen afwijkende verhaal.
Seksualiteit
Ook bij seksualiteit (in de betekenis van houden van, of je aangetrokken voelen tot, andere mensen) is de definitie van ‘man’ en ‘vrouw’ erg belangrijk. Wie woorden als hetero, homo, lesbo en bi gebruikt, gaat er van uit dat bekend is wat de woorden ‘man’ en ‘vrouw’ betekenen. Die mensen hebben belang bij een zo eenvoudige definitie. Als je een potentiële partner ontmoet, wil je immers niet uitgebreid gaan discussiëren wat jouw definitie van man en vrouw is. Maar die eenvoud is een hinderpaal voor wie een betere definitie wel belangrijk is. Bijvoorbeeld intersekse mensen die hun eigen lichaam willen begrijpen.6Feitje: De wetgeving in Nederland bevat op meer dan 750 plaatsen een ‘gegenderde persoonsaanduiding’ zoals man, vrouw, broer, zus enzovoort [1]. Maar nergens in de Nederlandse wetgeving staat een definitie van man of vrouw.
Maar het kan ook zijn dat de definitie van man en vrouw helemaal niet zo belangrijk is. Je kunt zelfs zeggen dat wie de vele nuances van zowel sekse als gender accepteert, geen verschil meer kan maken tussen hetero, homo, lesbo en bi. Want wat betekent ‘mensen van hetzelfde geslacht’ nog als je accepteert dat sekse en gender van iedereen anders is?
Schoolboeken
Het is een veelgehoorde wens van intersekse mensen dat de informatie in schoolboekjes wordt aangepast aan het simpele feit dat zij bestaan. Bij de eenvoudigste oplossing hoeft alleen het woordje meestal te worden toegevoegd: XX is meestal vrouw en XY is meestal man.[25]
Maar daarmee wordt onrecht gedaan aan mensen met een chromosoomvariatie, bijvoorbeeld het Syndroom van Turner, het Triple X-syndroom, en het Syndroom van Klinefelter; zij worden daarmee impliciet nog steeds als niet-normaal gezien. Bovendien is de kans groot dat dan andere kenmerken als bepalend voor het geslacht worden gezien: een vrouw is iemand die een kind kan baren. Of een vrouw is iemand met borsten en een vagina.
Dat laatste zou geen recht doen aan veel intersekse mensen, maar ook niet aan genderdiverse mensen (bijvoorbeeld non-binaire personen, trans mannen, trans vrouwen, en agender personen). Ook vrouwen bij wie de baarmoeder of eierstokken zijn verwijderd, worden uitgesloten door een definitie van man en vrouw die gebaseerd is op voortplantingsorganen. Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, blijkt uit onderzoek: vrouwen bij wie de baarmoeder en/of eierstokken waren verwijderd, gaan hun vrouwelijkheid afmeten aan de mate waarin zij na de operatie nog voldoen aan de norm dat een vrouw twee eierstokken en een baarmoeder heeft [16].
Voor een oplossing zal de maatschappij anders moeten gaan denken over sekse en gender. Dat zal meer tijd en moeite kosten dan het enkel toevoegen van het woord ‘meestal’ aan schoolboekjes en wetenschappelijke publicaties. Maar de ene onjuiste voorstelling van zaken vervangen door een andere, is geen oplossing. Om wel tot een goede oplossing te komen, moeten organisaties die zich richten op seksediversiteit samenwerken met andere organisaties voor wie de definitie van man en vrouw relevant is, bijvoorbeeld (maar niet beperkt tot) Transgender Netwerk, Bi+ Nederland en COC Nederland.
(Ter referentie: de dikte van een gemiddelde mensenhaar is 80.000 tot 100.000 nm.)
Referenties
Foto: Jastrow 2006 (Aristoteles), overige afbeeldingen: Miriam van der Have